
- Beschrijving van de ziekte
- Preventie- en bestrijdingsmaatregelen
- Europese regelgeving
- Situatie in België en in het buitenland
Beschrijving van de ziekte
Oorsprong
Dourine is een infectieuze ziekte die wordt veroorzaakt door de parasiet Trypanosoma equiperdum.
De ziekte treft alleen paardachtigen.
Klinische symptomen
De duur van de incubatieperiode, de ernst van de klinische symptomen en de duur van de ziekte verschillen al naargelang van de virulentie van de stam, van de voedingstoestand van het dier en van de aanwezige stressfactoren. Doorgaans verschijnen de klinische symptomen 1 tot 2 weken na de besmetting.
De ziekte is in meer dan 50 % van de gevallen dodelijk. Er werden gevallen van subklinische infecties vastgesteld. Ezels en muildieren zijn resistenter dan paarden.
De dieren vertonen episodes van verergering, verbetering en herval van veranderlijke duur die soms meermaals voorkomen voordat het dier uiteindelijk sterft of geneest.
Bij hengsten : het eerste symptoom is een variabel oedeem van de eikel of het preputium, soms met parafimosis. Het oedeem breidt naar achteren (scrotum, lymfeklieren in de lies, perineum) en naar voren (onderste deel van de buik) uit. Men ziet ook mucopurulente afscheidingen.
Bij merries : men ziet mucopurulente afscheidingen uit de genitaliën en oedeem van de vulva. Het oedeem kan zich uitstrekken tot de buik en de melkklier en soms wordt depigmentering van de genitale zone, het perineum en de uier vastgesteld. Het vaginale slijmvlies ziet eruit als een verdikt en verhard weefsel. Het slijmvlies kan ook halftransparante verdikte vlekjes bevatten. Bij besmetting met virulentere stammen kan abortus optreden.
Het oedeem verschijnt en verdwijnt met regelmatige tussenpozen.
Vaak worden hyperthermie, oedeemachtige huiderupties, gebrek aan motorische coördinatie en faciale verlamming, oogletsels, anemie of erge vermagering vastgesteld.
De hyperthermie is intermitterend. De dieren vertonen een gebrek aan motorische coördinatie (vooral van de achterpoten, de lippen, de neusgaten, de oren en de keel). Soms stelt men ook faciale verlamming vast, meestal aan één kant.
Conjunctivitis en keratitis komen vaak voor en kunnen in sommige gevallen de eerste symptomen van de ziekte zijn.
De besmette dieren vermageren heel erg, hoewel hun eetlust normaal blijft.
De aanwezigheid van oedemateuze huidverdikkingen is een pathagnomonisch symptoom. Die verdikkingen hebben een diameter van 5 tot 8 cm en zijn 1 cm hoog. Zij komen meestal voor op de ribben maar ook in de nek, op de heupen of onderaan de buik. Zij blijven 3 tot 7 dagen aanwezig maar komen niet voor bij alle besmette dieren.
In gevallen met dodelijke afloop verloopt de ziekte traag en geleidelijk waarbij de anemie en de cachexie verergeren hoewel het dier zijn eetlust behoudt.
Asymptomatische dragers
Sommige dieren vertonen geen enkel symptoom (vooral mannelijke ezels).
Differentiaal diagnose bij paardachtigen
- Coïtaal exantheem (herpesvirus van paardachtigen type 3)
- Nagana (Trypanosoma brucei brucei)
- Surra (Trypanosoma evansi)
- Besmettelijke equine metritis (Taylorella equigenitalis)
- Equine virale arteritis
- Equine infectieuze anemie
Overdracht
De dieren besmetten elkaar tijdens het dekken. Meestal wordt de ziekte overgedragen van de hengst op de merrie en soms van de merrie op de hengst.
De ziekte wordt ook overgedragen via kunstmatige inseminatie als besmet sperma wordt gebruikt.
De parasiet komt voor in spermavloeistof, muqueus exsudaat uit de penis en de schacht en vaginaal slijm. De parasieten zijn niet altijd aanwezig in de genitaliën en de ziekte wordt niet bij elke dekking overgedragen.
Een merrie kan haar veulen tijdens de dracht besmetten, via de melk (merrie) en via de slijmvliezen (conjunctiva).
Besmette veulens kunnen de ziekte overdragen zodra ze geslachtsrijp zijn.
Gecastreerde dieren kunnen de infectie blijven doorgeven als ze dekgedrag blijven vertonen.
De parasiet kan in de omgeving maar zeer kort overleven.
Preventie- en bestrijdingsmaatregelen
Preventie
De preventie steunt op controle van de status van de dieren of het sperma vóór het dekken/de inseminatie.
Bestrijding
Dourine is een aangifteplichtige ziekte.
Er bestaat geen enkel vaccin. Er is geen efficiënte behandeling. Bovendien kunnen behandelde dieren asymptomatische dragers van de ziekte worden.
Het castreren van hengsten garandeert niet dat er geen risico van overdracht meer bestaat. De gecastreerde hengsten kunnen de ziekte immers nog doorgegeven als ze dekkingsgedrag blijven vertonen.
De bestrijding steunt op het elimineren van de besmette dieren.
Europese regelgeving
Verplaatsingen van paardachtigen die worden gehouden in of afkomstig zijn van een bedrijf waar een ziek of besmet dier werd gehouden, zijn verboden gedurende 6 maand vanaf het laatste reële of mogelijke contact met dat dier of voor hengsten, tot ze gecastreerd worden.
Als alle gevoelige dieren van het bedrijf zijn geslacht of geëuthanaseerd, zijn verplaatsingen verboden gedurende 30 dagen vanaf de dag waarop de dieren werden geëlimineerd en waarop de ontsmetting van de ruimten op behoorlijke wijze werd voltooid.
Situatie in België en in het buitenland
Dourine komt voor in Rusland en in een aantal andere landen in Azië (Mongolië, Kirgistan, Turkmenistan), Afrika (Botswana, Namibië, Zuid-Afrika, Ethiopië) en het Midden-Oosten (Pakistan).
Dourine was sinds 1996 uit Europa verdwenen maar in 2011 werden opnieuw 7 uitbraken vastgesteld in Italië.