Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Westnijlkoorts (of West Nile fever)

Image
foto mug

Over de ziekte


Oorsprong

Westnijlkoorts (west nile fever in het Engels), de door het westnijlvirus veroorzaakte ziekte, is een zoönose waarvoor een arbovirus van de familie van de Flaviviridae verantwoordelijk is.

Westnijlkoorts is een virusziekte bij wilde en gedomesticeerde vogels. De ziekte kan door steken van een vectormug op zoogdieren worden overgedragen vanuit het bij vogels aanwezige reservoir. Paarden en mensen zijn het meest gevoelig voor de ziekte en kunnen een ziektebeeld ontwikkelen. Andere diersoorten (hond, schaap, eekhoorn, enz., …) kunnen eveneens worden besmet maar ontwikkelen zelden of nooit symptomen.

Klinische symptomen

Vogels zijn meestal alleen dragers/reservoirs van het virus en ontwikkelen veelal geen ziektetekens. Toch blijken sommige soorten meer vatbaar te zijn dan andere (met name wilde soorten zoals roofvogels en kraaiachtigen): bij deze diersoorten stelt men algemene ziektetoestanden vast (lethargie, vermageren, depressie) in combinatie met neurologische stoornissen (verlamming, ataxie, scheve hals, ongecoördineerde bewegingen) en een soms hoge sterfte.

Bij paarden verloopt de ziekte meestal asymptomatisch. Bij de paarden, die een klinische infectie ontwikkelen, uit de ziekte zich op zeer verschillende wijze, gaande van een gewoon griepsyndroom (koorts) tot encefalitis, encefalomyelitis en verlamming van de achterste ledematen. 30 tot 40 % van de paarden met een ziektebeeld gaan dood.

Bij de mens verlopen ongeveer 80% van de infecties asymptomatisch. Ongeveer 20% van de besmettingen gaan gepaard met pseudo-griepsymptomen die na 7 tot 10 dagen verdwijnen. Slechts 0,1% van de besmettingen geven aanleiding tot de ontwikkeling van een encefalitis met soms dodelijke afloop.

Overdracht

Muggen (voornamelijk deze van het genus Culex) liggen aan de basis van de overdracht van het virus. Een mug raakt besmet terwijl ze bloed zuigt van een vogel die drager is van het virus; ze kan andere vogels besmetten als ze deze daarna steekt.

De belangrijkste gastheren van het virus zijn vogels, zowel wilde als gedomesticeerde (eenden, duiven, …). Zij spelen een cruciale rol in de verspreiding van het virus. Met name trekvogels kunnen in het voorjaar het westnijlvirus uit Afrika meebrengen naar de gematigde streken in Europa en Azië waardoor een vogel/mug-cyclus tot stand kan komen bij de lokale fauna.

Wanneer een aantal voorwaarden samen voorkomen (virusvermeerdering binnen de lokale reservoirpopulatie, aanwezigheid van zowel ornithofiele als zoöfiele muggen, …) kan de vectormug het virus ook overbrengen op zoogdieren en mensen terwijl ze die steekt.

Zoogdieren en mensen zijn “dead-end” gastheren, dat wil zeggen dat zij niet aan de oorsprong kunnen liggen van een infectie van een mug wanneer die bij hen bloed zuigt. Er werden echter wel gevallen van besmetting door bloedtransfusie bij mensen gemeld. Besmetting via besmette bloedproducten is ook mogelijk bij paarden.

Behandeling

Er bestaat geen specifieke behandeling voor de infectie. Bij paarden of mensen kan men de symptomen behandelen al naargelang van de ernst ervan. Bij de neurologische vormen van de ziekte moet de patiënt meestal in het ziekenhuis worden opgenomen.


Preventie- en bestrijdingsmaatregelen


Preventie

De preventie is toegespitst op 3 verschillende aspecten: het beheersen van de vector, de vaccinatie van paarden en de monitoring van wilde vogels.

Het is niet mogelijk alle contact met de vector te beletten, maar men kan wel een aantal preventiemaatregelen toepassen om dat contact te beperken. Die maatregelen kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:

  • Individuele preventiemaatregelen:
    • het gebruik van afweermiddelen,
    • minder buitenactiviteiten op de momenten van de dag waarop de muggen het actiefst zijn,
    • het dragen van gepaste kledij, namelijk lichtgekleurde kledij waarbij zo weinig mogelijk huid onbedekt is en gemaakt uit een voldoende dicht weefsel zodat de muggen er niet door kunnen steken.
  • Preventiemaatregelen met betrekking tot het milieu:
    • het gebruik van geschikte materiële barrières (gesloten deuren, klimaatregelaars, horren),
    • het gebruik van insecticiden,
    • het verwijderen van plaatsen waar muggen eitjes leggen en de larven tot ontwikkeling komen, dat wil zeggen verwijderen van alle recipiënten waarin stilstaand water kan voorkomen dat gunstig is voor de ontwikkeling van eitjes en larven.

Op de Europese markt is thans een vaccin beschikbaar om paarden te vaccineren. Dat vaccin mag worden toegediend aan alle paarden die ouder zijn dan 6 maanden. De eerste toediening moet gebeuren door middel van 2 inspuitingen met een tussentijd van 3-5 weken; nadien volstaat jaarlijks een herhalingsinenting.

In de periode van 2010-2016 werd in België een monitoring georganiseerd enerzijds om de diagnostiek op punt te stellen en anderzijds om de toestand omtrent WNV in ons land in kaart te brengen. Die monitoring heeft uiteindelijk geen spoor van WNV aangetroffen in de populaties wilde vogels in ons land.

Bestrijding

Omdat een besmet paard een te lage viremie heeft om een vectormug te kunnen besmetten, kan dat paard de westnijlkoorts niet overdragen op andere paarden of op mensen. De toepassing van specifieke bestrijdingsmaatregelen voor paarden zoals beperkingen van het verkeer of het doden van dieren is bijgevolg weinig relevant. De enige twee maatregelen die van kracht zijn bij bevestiging van een geval van West Nile fever zijn:

  • het uitvoeren van een epidemiologisch onderzoek om met name de mogelijke oorsprong van de ziekte vast te stellen,
  • het vernietigen van de bloedproducten van een besmet paard dat zich in een bedrijf bevindt of in de 15 dagen die aan de bevestiging van het geval van westnijlkoorts voorafgaan in een bedrijf werd gehouden.

Wetgeving


Westnijlkoorts is een aangifteplichtige besmettelijke ziekte. Elk vermoeden moet onmiddellijk worden gemeld aan de locale controle-eenheid van het FAVV.

Belgische wetgeving

  • Koninklijk besluit van 03 februari 2014 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht (B.S. van 11/03/2014)
    (Nummer NUMAC - 2014024064 - voor de gecoördineerde wetgeving)
  • Koninklijk besluit van 01 december 2013 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen, de invoer van paardachtigen uit derde landen en de doorvoer (B.S. van 20/12/2013)
    (Nummer NUMAC - 2013024432 - voor de gecoördineerde wetgeving)
  • Koninklijk besluit van 01 februari 2012 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie met betrekking tot de virale encefalitiden bij de paardachtigen (B.S. van 07/03/2012)
    (Nummer NUMAC - 2012024081 - voor de gecoördineerde wetgeving)

Europese wetgeving

  • Richtlijn 2009/56/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (P.B. van 23/07/2010) (de geconsolideerde wetgeving raadplegen)

Situatie in België en in het buitenland


Situatie in België

Er viel tot nu toe geen enkel geval van westnijlkoorts te betreuren in België, niet bij de wilde fauna en evenmin bij de paardenpopulatie of bij mensen.

Situatie in het buitenland

In Europa

Westnijlkoorts dook voor het eerst in Europa op in de jaren 1960, in Frankrijk. Sinds de jaren 1990 zijn de frequentie en de ernst van epizoötieën en epidemieën sterk toegenomen. Aanvankelijk werden de meeste humane gevallen alsook uitbraken bij paarden vastgesteld in het Middellandse Zeegebied maar de laatste jaren worden ook elders gevallen gerapporteerd en is het duidelijk dat WNF aan een opmars bezig is.

Buiten Europa

Het westnijlvirus komt overal ter wereld voor. Het is endemisch in Afrika. Het is thans ook wijd verspreid in Azië, het Midden-Oosten (Israël, Turkije), Rusland (waar het met name endemisch is in de streek rond de Wolga en de Wolgadelta), Australië, Noord-Amerika en Zuid-Amerika.

Het westnijlvirus is in 1999 opgedoken in de Verenigde Staten, meer bepaald in de staat New York, waar het tot dan toe totaal onbekend was. Het virus heeft zich geleidelijk verspreid over de rest van Noord-Amerika, ook in Canada, en bereikte uiteindelijk de Westkust in 2002. Het virus werd in 2002 voor het eerst geïdentificeerd in Mexico en werd daarna ook nog aangetoond in Zuid-Amerika: in 2004 in Colombia en in 2006 in Argentinië.