Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Dierlijke productie

Diervoeders

Diervoeders: Algemeen overzicht

De productie van kwaliteitsvolle voedermiddelen (ingrediënten) vormt de basis van een goed diervoeder. Het gaat hierbij om de primaire productie van diervoeders. De landbouwer moet op zijn niveau op een goede hygiënische manier werken en zal een aantal zaken moeten registreren, die vervolgens nuttig kunnen zijn. Deze eisen kan je terugvinden in bijlage I van de ‘diervoederhygiëneverordening’ nr. 183/2005.

Deze voedermiddelen kunnen gebruikt worden om de dieren van het bedrijf te voederen of kunnen verkocht worden. Vele van deze voedermiddelen zullen uiteindelijk bij de fabrikant gebruikt worden om mengvoeders te maken.
Niet alle “ingrediënten” mogen gebruikt worden in diervoeders. Er bestaat een negatieve lijst  die de verboden producten opsomt. Onder andere verpakkingsmateriaal, stadsafval, uitwerpselen en gebruikte frituurvetten staan op deze lijst van verboden producten. De volledige lijst kan je vinden in de bijlage III van verordening (EG) Nr. 767/2009.
Naast deze negatieve lijst zijn eveneens vele producten van dierlijke oorsprong verboden in bepaalde diervoeders van voedselproducerende dieren. Dit verbod is een gevolg van de BSE-crisis, ook wel gekke-koeien-ziekte genoemd. 

Over het algemeen worden  voedermiddelen gemengd met meerdere toevoegingsmiddelen (additieven) in de diervoederfabriek. Toevoegingsmiddelen kunnen aan specifieke voedingsbehoeften tegemoetkomen, een gunstig milieueffect hebben, de eigenschappen van de dierlijke producten verbeteren enz.  Alvorens te kunnen inmengen in een diervoeder, moet een toevoegingsmiddel toegelaten zijn door de Europese instanties.

Ook voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO) zijn er strenge regels. Alvorens ze gebruikt mogen worden in diervoeders, moeten deze geëvalueerd worden en een toelating ontvangen hebben op Europees niveau. De inmenging van toegelaten GGO’s in diervoeders moet aangeduid zijn op het etiket.

De gebruikte voedermiddelen en de geproduceerde mengvoeders moeten eveneens veilig en van een goede kwaliteit zijn. Ze mogen bvb geen gehalten aan ongewenste stoffen (contaminanten) bevatten die schadelijke gevolgen zouden hebben voor mens, dier of het milieu. De maximumlimieten zijn voor zeer vele ongewenste stoffen vastgelegd. Bovendien mag men de besmette producten niet ‘verdunnen’ om zo onder de limiet te komen die voor diervoeders is vastgelegd.
 Meer informatie over ongewenste stoffen: FOD Volksgezondheid.

Naast de gebruikelijke diervoeders worden er ook dieetvoeders gemaakt door de mengvoederfabrikanten. Deze voeders zullen bv. ondersteuning geven bij nierinsufficiëntie, een slechte spijsvertering compenseren, alsook overgewicht verminderen, enz.
Meer informatie over de handel en het gebruik van dieetvoeders: FOD Volksgezondheid.

Zieke dieren kunnen soms behandeld worden met gemedicineerde voeders. De dierenarts zal in dit geval een gemedicineerd voeder voorschrijven, waarna een hiervoor erkende fabrikant het voeder zal maken en leveren bij de betrokken boer. Dit maakt het voor de boer mogelijk om te beschikken over een gebruiksklaar voeder, dat het geneesmiddel bevat in de juiste concentratie om het gedurende verscheidene dagen te verdelen aan de zieke dieren.
Meer informatie over de productie, handel en het gebruik van gemedicineerde voeders.

Tijdens de productie, de opslag en het transport van diervoeders moeten de fabrikanten, handelaren en andere diervoederoperatoren voldoen aan algemene hygiëne-eisen. Deze zijn vastgelegd in bijlage II van de diervoederhygiëneverordening nr. 183/2005. Deze regels zullen er onder andere voor zorgen dat de productie gebeurt in goede gebouwen met de juiste uitrusting en door gekwalificeerd personeel. De traceerbaarheid wordt door deze wetgeving gegarandeerd, zodat er bij een incident snel en gepast kan gereageerd worden. Klachten moeten op een goede manier opgevolgd worden. Deze Verordening geeft dus de basisspelregels voor een veilige en kwalitatieve productie van diervoeders.
Meer informatie over diervoederhygiëne.

Diervoeders moeten net zoals levensmiddelen geëtiketteerd worden zodanig dat de klant een geïnformeerde keuze kan maken.
Meer informatie over het etiket van een diervoeder.

Voor het produceren, stockeren, transporteren of commercialiseren van diervoeders, moet de operator ervoor zorgen dat hij over een erkenning, toelating of registratie ad hoc beschikt bij het FAVV. Alle operatoren in de diervoedersector moeten bij het FAVV gekend zijn en moeten door onze inspecteurs gecontroleerd kunnen worden.
Meer informatie over erkenningen, toelatingen of registraties in de diervoeding.


Iedere operator in de diervoedersector dient een autocontrolesysteem op te zetten dat gebaseerd is op de HACCP principes. Om de operatoren te helpen voldoen aan hun wettelijke verplichtingen inzake voedselveiligheid moedigt verordening nr. 183/2005 het opstellen van sectorgidsen aan. De diervoedersector heeft een “autocontrolegids dierenvoeders” uitgewerkt, die gevalideerd is door het Agentschap, om de operatoren met de uitwerking van hun autocontrolesysteem te helpen.
Meer informatie over de Belgische autocontrolegids

De voedermiddelen, mengvoeders, toevoegingsmiddelen, enz. kunnen uit België of uit andere lidstaten of derde landen (dit zijn andere landen dan deze die lid zijn van de Europese Unie (EU)) komen. Grondstoffen zoals palmpitschilfers en citruspulp worden meestal niet in de EU geproduceerd en moeten dus ingevoerd worden. Diervoeders kunnen ook naar andere lidstaten en derde landen verzonden worden. Het transport van en naar lidstaten noemen we intracommunautaire handel. Vervoer van en naar derde landen respectievelijk import en export. Deze transporten zijn aan bepaalde spelregels gebonden, om ervoor te zorgen dat deze producten aan dezelfde eisen voldoen dan de in eigen land geproduceerde diervoeders.
Meer informatie over intracommunautaire handel, import en export.

Op termijn zullen al deze voeders bestemd zijn om gegeten te worden door onze dieren. Om er voor te zorgen dat de goede kwaliteit van deze voeders behouden blijft en er geen risico’s ontstaan bij het voederen, werden  hygiëne-eisen voor de veehouder vastgelegd in bijlage III van de diervoederhygiëneverordening, namelijk de goede voederpraktijken.
Meer informatie over diervoederhygiëne.

Al deze eisen worden gecontroleerd door het FAVV. Hoe deze controles moeten georganiseerd en uitgevoerd worden, is vastgelegd in Europese wetgeving.
Meer informatie over de controles.

Indien u nog vragen hebt zijn nog andere links ter beschikking.