Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Intracommunautaire handel

Intracommunautaire verplaatsingen

Introductie


De Gedelegeerde verordening (EU) 2020/688 (Nummer CELEX – 32020R068 - de geconsolideerde wetgeving raadplegen) stelt het wetgevend kader vast voor de verplaatsingen van levende dieren en broedeieren. Deze verordening is van toepassing:

  • op gehouden landdieren, wilde dieren en broedeieren;
  • op de inrichtingen waar deze dieren en broedeieren worden gehouden of verzameld;
  • op de operatoren die deze dieren en broedeieren houden;
  • op de operatoren die landdieren en broedeieren vervoeren;
  • op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

De basisprincipes van deze verordening betreffen :

  • de correcte identificatie van de dieren en broedeieren
  • de registratie of toelating van de inrichtingen
  • de aanwezigheid van door de operatoren bijgehouden en ingevulde registers
  • de hygiëne
  • de certificering.

Bovendien zijn de verantwoordelijkheden van de operatoren, vervoerders en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van de intracommunautaire verplaatsingen duidelijk omschreven.


    Hertachtigen

    Identificatie

    Alle hertachtigen moeten worden geïdentificeerd d.m.v. een conventioneel oormerk dat aan elk oor wordt bevestigd of d.m.v. een transponder.

    Zie de volgende website voor meer informatie: https://www.dgz.be/kleine-herkauwers en https://www.arsia.be/identification-occ/

    Modellen van certificaten

    • a) CER-INTRA-X
      Dit certificaat moet worden gebruikt voor de verplaatsing tussen lidstaten van niet voor de slacht bestemde hertachtigen.

      Vóór het vertrek van de zending moeten de hertachtigen ten minste 30 dagen of sedert hun geboorte, indien zij jonger zijn dan 30 dagen, in de inrichting van oorsprong hebben verbleven.
    • b) CER-INTRA-Y
      Dit certificaat moet worden gebruikt voor de verplaatsing tussen lidstaten van voor de slacht bestemde hertachtigen.

    Gezondheidsvoorwaarden

    Zie de volgende webpagina voor de gezondheidssituatie in België

    De dieren zijn afkomstig van inrichtingen waar geen abnormale sterfte zonder specifieke oorzaak is vastgesteld (verklaring van de operator).

    Blauwtong

    Zie de algemene procedure

    Brucellose

    Geen bijzondere vereisten.

    Tuberculose

    België heeft vooralsnog geen bewakingsprogramma voor infectie met Mycobacterium tuberculosis-complex bij hertachtigen geïmplementeerd met het oog op het verkrijgen van de nationale ziektevrije status.

    Verplaatsingen van hertachtigen tussen lidstaten zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke toepassing in de inrichting van een bewakingsprogramma voor tuberculose. Dit programma moet gedurende ten minste de laatste 12 maanden zijn uitgevoerd en is gebaseerd op:

    • Een post-mortemkeuring van alle hertachtigen van de inrichting die naar het slachthuis zijn vervoerd. Deze gegevens kunnen worden gecontroleerd aan de hand van de inventaris van het beslag en op basis van het slachtdocument waarin het resultaat van de keuring is opgenomen.
    • Een autopsie van alle dode hertachtigen ouder dan 9 maanden (tenzij de doodsoorzaak bekend is en niet kan worden toegeschreven aan het Mycobacterium tuberculosis-complex). Deze informatie kan worden gecontroleerd op basis van het sterfteregister dat de operator moet invullen en bijhouden. De vermoedelijke doodsoorzaak moet worden vermeld in dit register. Bovendien kan het autopsieverslag dat de dierenarts heeft doorgestuurd naar de operator worden geraadpleegd.
    • Een jaarlijkse diergezondheidsinspectie uitgevoerd door een erkende dierenarts die bestaat uit een beoordeling van de gezondheidstoestand van het beslag. De dierenarts geeft de operator een gedateerd en ondertekend inspectieverslag (met het Ordenummer van de dierenarts) dat bij de certificering beschikbaar moet zijn.
    • Een jaarlijkse test ter opsporing van tuberculose die, met negatief resultaat, werd uitgevoerd op alle hertachtigen die met het oog op voortplanting worden gehouden in de inrichting. De operator bepaalt welke herten hij wil gebruiken voor het fokken. De consistentie van deze verklaring kan worden gecontroleerd in de inventaris van de dieren waarin de aanwezige dieren en de historiek van de binnenkomende dieren, de geboortes en de uitgaande dieren zijn opgenomen. De dierenarts die deze balans heeft uitgevoerd, moet aan zijn klant een document bezorgen waarin het resultaat van de testen die op de betrokken hertachtigen zijn uitgevoerd zijn opgenomen. De operator moet deze testresultaten archiveren. De te gebruiken test is de intradermale tuberculinetest.

    Bij de certificering moet de exploitant de certificerende ambtenaar de volgende documenten verstrekken

    • De inventaris van de veestapel
    • De slachtdocumenten met het resultaat van de postmortem keuring
    • Het up-to-date en volledig sterfteregister, met inbegrip van waarschijnlijke doodsoorzaak
    • De autopsierapporten verstrekt door de dierenarts die de autopsies heeft uitgevoerd
    • Het jaarlijks gezondheidsinspectieverslag, gedateerd en ondertekend (met vermelding van het Ordenummer van de dierenarts)
    • De resultaten van de jaarlijkse tuberculosetesten
    • De ondertekende verklaring

    Kameelachtigen (kamelen, dromedarissen, lama's, alpaca's, guanaco’s en vicuña’s)

    Identificatie

    Kameelachtigen moeten worden geïdentificeerd d.m.v. een conventioneel oormerk dat aan elk oor wordt bevestigd of d.m.v. een transponder.

    Zie de volgende website voor meer informatie: https://www.dgz.be/kleine-herkauwers en https://www.arsia.be/identification-occ/

    Modellen van certificaten

    • a) CAM-INTRA-X
      Dit certificaat moet worden gebruikt voor de verplaatsing tussen lidstaten van niet voor de slacht bestemde kameelachtigen.

      Vóór het vertrek van de zending moeten de kameelachtigen ten minste 30 dagen of sedert hun geboorte, indien zij jonger zijn dan 30 dagen, in de inrichting van oorsprong hebben verbleven.
    • b) CAM-INTRA-Y
      Dit certificaat moet worden gebruikt voor de verplaatsing tussen lidstaten van voor de slacht bestemde kameelachtigen.

    Gezondheidsvoorwaarden

    Zie de volgende webpagina voor de gezondheidssituatie in België

    De dieren zijn afkomstig van inrichtingen waar geen abnormale sterfte zonder specifieke oorzaak is vastgesteld
    (verklaring van de operator).

    Blauwtong

    Maatregelen

    Brucellose

    De dieren moeten binnen de 30 dagen vóór het vertrek met negatief resultaat worden onderworpen aan een test ter opsporing van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis. In het geval van vrouwelijke dieren die pas hebben geworpen, moet de test ten minste 30 dagen na het werpen worden uitgevoerd. De screeningstests die moeten worden uitgevoerd zijn de PCR- en de Bengaals-roodtest. De monsters moeten naar het Sciensano-laboratorium worden gestuurd.

    Tuberculose

    België heeft vooralsnog geen bewakingsprogramma voor infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex bij kameelachtigen geïmplementeerd met het oog op het verkrijgen van een nationale ziektevrije status.

    Verplaatsingen van kameelachtigen tussen lidstaten zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke toepassing in de inrichting van een bewakingsprogramma voor tuberculose dat gebaseerd is op:

    • Een post-mortemkeuring van alle kameelachtigen van de inrichting die naar het slachthuis zijn vervoerd. Deze gegevens kunnen worden gecontroleerd aan de hand van de inventaris van het beslag en op basis van het slachtdocument waarin het resultaat van de keuring is opgenomen.
    • Een autopsie van alle dode kameelachtigen ouder dan 9 maanden (tenzij de doodsoorzaak bekend is en niet kan worden toegeschreven aan het Mycobacterium tuberculosis -complex). Deze informatie kan worden gecontroleerd op basis van het sterfteregister dat de operator moet invullen en bijhouden. De vermoedelijke doodsoorzaak moet worden vermeld in dit register. Bovendien kan het autopsieverslag dat de dierenarts heeft doorgestuurd naar de operator worden geraadpleegd.
    • Een jaarlijkse diergezondheidsinspectie uitgevoerd door een erkende dierenarts die bestaat uit een beoordeling van de gezondheidstoestand van het beslag. De dierenarts geeft de operator een gedateerd en ondertekend inspectieverslag (met het Ordenummer van de dierenarts) dat bij de certificering beschikbaar moet zijn.
    • Een jaarlijkse test ter opsporing van tuberculose die, met negatief resultaat, werd uitgevoerd op alle kameelachtigen die met het oog op voortplanting worden gehouden in de inrichting. De operator bepaalt welke kameelachtigen hij wil gebruiken voor het fokken. De consistentie van deze verklaring kan worden gecontroleerd in de inventaris van de dieren waarin de aanwezige dieren en de historiek van de binnenkomende dieren, de geboortes en de uitgaande dieren zijn opgenomen. De dierenarts die deze balans heeft uitgevoerd, moet aan zijn klant een document bezorgen waarin het resultaat van de testen die op de betrokken kameelachtigen zijn uitgevoerd zijn opgenomen. De operator moet deze testresultaten archiveren. De screeningstest die moeten worden uitgevoerd is de intradermale tuberculinetest.

    Bij de certificering moet de exploitant aan de certificerende ambtenaar de volgende documenten verstrekken:

    • De inventaris van het beslag
    • De slachtdocumenten met het resultaat van de postmortem keuring
    • Het up-to-date en volledig sterfteregister, met inbegrip van de waarschijnlijke doodsoorzaak
    • De autopsierapporten verstrekt door de dierenarts die de autopsies heeft uitgevoerd
    • Het jaarlijks gezondheidsinspectieverslag, gedateerd en ondertekend (met vermelding van het Ordenummer van de dierenarts)
    • De resultaten van de jaarlijkse tuberculosetesten
    • De ondertekende verklaring

    Paardachtigen

    Identificatie en registratie

    De identificatie en registratie van paardachtigen is verplicht.

    De identificatieprocedure en de formulieren voor een identificatie-/registratieaanvraag zijn beschikbaar op: https://cbc-bcp.be/identificatie/

    Uitzondering: Veulens jonger dan 6 maanden mogen met hun moeder meereizen zonder identificatiedocument onder de volgende voorwaarden:

    • het veulen is minder dan 6 maanden oud;
    • het veulen  begeleidt zijn moeder;
    • het veulen is  geïdentificeerd met een transponder;
    • het verblijf in de lidstaat van bestemming is tijdelijk:
      • voor minder dan 30 dagen of
      • de moeder is bestemd voor het fokken gedurende ten hoogste 90 dagen.

    Nieuwigheden

    Voor paardachtigen met een geldige licentie of een geldig valideringsmerkteken kan een gezondheidscertificaat worden afgeleverd dat 30 dagen geldig is.

    Modellen van certificaten

    • a) EQUI-INTRA-IND
      Individueel certificaat voor verplaatsingen van niet voor de slacht bestemde paardachtigen: één certificaat per dier.
      In de volgende gevallen is het certificaat 30 dagen geldig vanaf de datum van afgifte:
      • de te verplaatsen paardachtige gaat vergezeld van zijn unieke, levenslang geldige identificatiedocument waarin een geldig valideringsmerkteken is opgenomen;
      • de paardachtige die geregistreerd is om te worden verplaatst, gaat vergezeld van zijn unieke, levenslang geldige identificatiedocument waarin een geldige licentie afgegeven door de FEI is opgenomen.
      Tijdens deze 30 dagen volstaat het certificaat voor meerdere binnenkomsten in andere lidstaten en voor de terugkeer naar de inrichting van vertrek die op het certificaat staat vermeld. Afgifte van de vergunning en validatiemarkering
      • a) De licentie wordt afgegeven door de Fédération équestre internationale (FEI).
        De Belgische nationale vertegenwoordiger van de FEI is de KBRSF die een FEI recognition card kan afgeven. Deze recognition card is 4 jaar geldig.
      • b) Het valideringsmerkteken kan worden afgegeven door de bevoegde autoriteit van iedere lidstaat. De geldigheidsduur ervan mag niet meer dan 4 jaar bedragen.
      De vereisten voor de toekenning ervan moeten worden vastgesteld door de lidstaat en zijn onder andere gebaseerd op de naleving door de inrichting waar het dier wordt gehouden van de voorschriften betreffende de identificatie, de toepassing van bioveiligheidsmaatregelen om de verspreiding van ziekten te beperken, het uitvoeren van regelmatige gezondheidsinspecties (controle van de identificatie, gezondheidstesten en vaccinaties) en het handhaven van een scheiding tussen de paardachtigen die worden gebruikt voor natuurlijke voortplanting en andere paardachtigen die gewoonlijk of tijdelijk in de inrichting worden gehouden. Momenteel is de afgifte van een valideringsmerkteken in België niet mogelijk.
       
    • b) EQUI-INTRA-CON
      Dit certificaat moet worden gebruikt voor de certificering van :
      • a) een of meer voor de slacht bestemde paarden. Tijdens de overbrenging van de inrichting van oorsprong naar de inrichting van bestemming in een andere lidstaat mag het dier maximaal 3 keer op Belgisch grondgebied deelnemen aan een verzameling;
      • b) een groep van verschillende niet voor de slacht bestemde paarden. De dieren worden rechtstreeks naar een andere lidstaat gezonden zonder via een verzamelcentrum te passeren. 

    Afwijking van de verplichting om over een gezondheidscertificaat te beschikken

    België heeft overeenkomsten gesloten met Frankrijk, Nederland en het Groothertogdom Luxemburg waardoor paarden die tussen België en deze landen worden verplaatst, onder bepaalde voorwaarden, niet vergezeld hoeven te zijn van een gezondheidscertificaat.

    De voorwaarden om voor deze afwijking in aanmerking te komen, worden hier gespecificeerd:

    • Overeenkomst tussen de veterinaire diensten van België en Frankrijk inzake de gezondheidsvoorwaarden voor het niet-commerciële grensoverschrijdende verkeer van paardachtigen
    • Memorandum van overeenstemming over voorwaarden inzake diergezondheid voor het niet-commercieel verkeer van paardachtigen tussen de veterinaire diensten van België, Nederland en het Groothertogdom Luxemburg. Meer info

    Gezondheidsvoorwaarden
    Zie de volgende webpagina’s voor de gezondheidssituatie in België en FAVV - Intracommunautaire verplaatsingen van landdieren, broedeieren en levende producten binnen de Europese Unie (favv-afsca.be)


    Pluimvee

    Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen vogels die worden gefokt of gehouden voor de productie van levensmiddelen of om te worden uitgezet in het wild voor herbevolking en in gevangenschap levende vogels die niet in de voedselketen terechtkomen. Vogels die worden gehouden voor persoonlijke consumptie worden als in gevangenschap levende vogels beschouwd.
    Wordt beschouwd als pluimvee: elke vogel die gefokt of gehouden wordt voor de productie van vlees, consumptie-eieren of andere producten of om te worden uitgezet in het wild voor herbevolking.
    Alle andere vogels (waaronder kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, patrijzen, parelhoenders, fazanten, kwartels, loopvogels en duiven) die worden gehouden voor andere doeleinden dan diegene die hierboven worden vermeld, moeten worden beschouwd als in gevangenschap levende vogels.

    Definities

    • Fokpluimvee: pluimvee van 72 uur en ouder, uitsluitend bestemd voor de productie van broedeieren
    • Broedeieren: eieren gelegd door pluimvee of in gevangenschap levende vogels, bestemd om te worden bebroed
    • Gebruikspluimvee: pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt opgefokt voor de productie van vlees, consumptie-eieren of andere producten of om te worden uitgezet als vederwild voor herbevolking
    • Ééndagskuikens: pluimvee dat nog geen 72 uur oud is
    • Koppel of toom pluimvee: alle pluimvee of in gevangenschap levende vogels met dezelfde gezondheidsstatus, die in hetzelfde lokaal of binnen dezelfde uitloopruimte worden gehouden en die een epidemiologische éénheid vormen. In batterijen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen
    • Antimicrobiële stof: elke stof met een rechtstreekse werking op micro-organismen, gebruikt voor de behandeling of voorkoming van infecties of infectieziektes, waaronder antibiotica, antivirale middelen, antischimmelmiddelen en antiprotozoaire middelen

    Overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende het vervoer, het verzamelen en het verhandelen van bepaalde landdieren, is het verzamelen van pluimvee in België verboden.
    Enkel de volgende zaken zijn toegestaan:

    • het verzamelen van eendagskuikens van pluimvee op een verzamelplaats - klasse 2 in België;
    • het aanvoeren van pluimvee op een markt, waar dit pluimvee vanaf dan wordt beschouwd als in gevangenschap levende vogels (pagina in voorbereiding);
    • verzamelingen van pluimvee in andere lidstaten. Pluimvee mag niet deelnemen aan meer dan 3 verzamelingen bij een intracommunautaire verplaatsing.

    Het gehouden pluimvee dat het voorwerp is van een intracommunautaire verplaatsing moet zijn uiteindelijke bestemming bereiken ten laatste 20 dagen na de datum van vertrek vanuit de inrichting van herkomst.

    1.1. Identificatie, registratie en activiteit

    1.1.1. Registratie

    Elke activiteit m.b.t. het fokken of houden van pluimvee vereist een registratie van het/de beslag(en) en dit ongeacht het aantal gehouden dieren.

    De registratieprocedure en de aanvraagformulieren voor de registratie zijn beschikbaar op: https://www.dgz.be/pluimvee en https://www.arsia.be/identification-volailles/.

    1.1.2. Activiteit

    Als de bestemming intracommunautaire handel is, moeten de activiteiten m.b.t. het fokken gedekt zijn door een toelating 10.1.

    1.2. Modellen van gezondheidscertificaten

    Elk model van certificaat omvat gezondheidseisen waaraan de dieren moeten beantwoorden. Deze modellen kunnen worden geraadpleegd in de templates onder de rubriek Intracommunautair handelsverkeer.

    Algemene eisen:

    • Het beslagnummer dat bij de registratie in Sanitel wordt toegekend, moet worden vermeld in deel I van het gezondheidscertificaat (veld I.30: identificatienummer)
    • Voor pluimvee of broedeieren van de soort Gallus Gallus of kalkoenen moeten speciale eisen met betrekking tot de controle op salmonella worden gecertificeerd (cfr. 1.3.5)
    • In geval van verkeer met als bestemming een lidstaat met een ziektevrije status voor de ziekte van Newcastle zonder vaccinatie, moeten het pluimvee en de broedeieren aan specifieke eisen beantwoorden (cfr. 1.3.3)
    • Het register van de te certificeren toom pluimvee en het uitgangsregister van diergeneesmiddelen dienen ter beschikking te worden gesteld aan de certificerende instantie. Deze registers zullen het mogelijk maken om de inkomende of uitgaande verplaatsingen van het beslag, de verblijfsduur, de sterfte en de behandelingen die zijn toegediend aan de dieren van het beslag die verplaatst worden, te verifiëren.
    • De operator verklaart dat de inrichting van herkomst vrij is van abnormale sterfte zonder vastgestelde oorzaak. Een model van verklaring op eer is beschikbaar in dat kader (model).

    1.2.1. POU-INTRA-HEP

    Model van diergezondheidscertificaat te gebruiken bij elke intracommunautaire verplaatsing naar een andere lidstaat van broedeieren van pluimvee.

    De broedeieren zijn afkomstig van tomen die permanent zijn gehouden in één of meerdere inrichtingen die onder de toelating 10.1 vallen sinds zij zijn uitgebroed of ten minste gedurende 42 dagen voor het verzamelen van de broedeieren.

    1.2.2. POU-INTRA-DOC

    Model van diergeneeskundig certificaat te gebruiken bij elke intracommunautaire verplaatsing naar een andere lidstaat van eendagskuikens.

    De eendagskuikens zijn afkomstig van tomen die permanent zijn gehouden in één of meerdere inrichtingen die onder de toelating 10.1 vallen sinds het uitkomen van de eieren of ten minste gedurende 42 dagen voorafgaand aan het verzamelen van de broedeieren.

    De operator verklaart dat de dieren afkomstig zijn van inrichtingen die vrij zijn van abnormale sterftecijfers zonder vastgestelde oorzaak.

    1.2.3. POU-INTRA-X

    Model van diergeneeskundig certificaat te gebruiken bij elke intracommunautaire verplaatsing naar een andere lidstaat van fokpluimvee en gebruikspluimvee.

    Het pluimvee is permanent gehouden in één/meerdere inrichtingen met toelating 10.1 sinds het uitkomen van de eieren of gedurende ten minste:

    • 42 dagen vóór het vertrek indien het gaat om fokpluimvee en gebruikspluimvee bestemd voor de productie van vlees of van eieren bestemd voor consumptie
    • 21 dagen vóór het vertrek, en tijdens deze periode zijn ze niet in contact geweest met vogels met een lagere gezondheidsstatus, indien het gaat om gebruikspluimvee bestemd om te worden uitgezet als vederwild voor herbevolking

    De operator verklaart dat de dieren afkomstig zijn van inrichtingen die vrij zijn van abnormale sterftecijfers zonder vastgestelde oorzaak.
    Gezondheidsvoorschriften HPAI vereist voor het verkeer van eenden en ganzen (cf. 1.3.2).

    1.2.4. POU-INTRA-LT20

    Model van diergezondheidscertificaat te gebruiken bij elke intracommunautaire verplaatsing naar een andere lidstaat van minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels of van minder dan 20 broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

    Het pluimvee of de broedeieren zijn afkomstig van een toom die permanent gehouden is in de inrichting van herkomst sinds het uitkomen van de eieren of ten minste gedurende 21 dagen voorafgaand aan:

    • Het vertrek van de zending voor het betrokken pluimvee
    • Het verzamelen van de eieren voor de betrokken eieren

    Het pluimvee of de tomen van oorsprong in het geval van zendingen van eendagskuikens of broedeieren moeten, met negatieve resultaten, onderworpen zijn aan tests voor de opsporing van besmetting met Salmonella Pullorum, S. Gallinarum en S. arizonae en van aviaire mycoplasmose (Mycoplasma gallisepticum en M. meleagridis).
    De operator verklaart dat de dieren afkomstig zijn van inrichtingen die vrij zijn van abnormale sterftecijfers zonder vastgestelde oorzaak.
    Gezondheidsvoorschriften LPAI voor verplaatsingen van ander pluimvee dan loopvogels (cf. 1.3.1).
    Gezondheidsvoorschriften HPAI vereist voor verplaatsingen van eenden en ganzen (cf. 1.3.2).

    1.2.5. POU-INTRA-Y

    Model van gezondheidscertificaat te gebruiken voor alle intracommunautaire verplaatsingen naar een andere lidstaat van voor de slacht bestemd pluimvee.
    Onder “voor de slacht bestemd pluimvee” wordt verstaan pluimvee dat rechtstreeks, of na verzameling, naar het slachthuis moet worden vervoerd.

    Het pluimvee is permanent in de inrichting van herkomst gehouden sinds het uitkomen van de eieren of ten minste gedurende de 21 dagen voorafgaand aan het vertrek van de zending.

    De operator verklaart dat de dieren afkomstig zijn van inrichtingen die vrij zijn van abnormale sterftecijfers zonder vastgestelde oorzaak.

    1.3. Gezondheidsvoorwaarden

    Specifieke gezondheidseisen voor aangifteplichtige ziektes die circuleren in de pluimveepopulatie moeten in acht worden genomen voor de certificering. De diergezondheidssituatie in België kan worden geraadpleegd via deze link.
    Het pluimvee en de broedeieren die het voorwerp zijn van een intracommunautaire verplaatsing moeten afkomstig zijn van een inrichting die niet onderworpen is aan beperkingen inzake verplaatsingen of gelegen is in een gereglementeerde zone die is vastgesteld omwille van opgelijste pluimveeziekten.

    1.3.1. Laagpathogene aviaire influenza (LPAI)

    Als een verplaatsing betrekking heeft op ander pluimvee dan loopvogels, dan moeten de dieren afkomstig zijn van een toom waarin geen enkel bevestigd geval van laagpathogene aviaire influenza is vastgesteld tijdens de 21 dagen voorafgaand aan het vertrek van de zending.

    1.3.2. Hoogpathogene aviaire influenza (HPAI)

    Als de verplaatsing betrekking heeft op een zending van eenden en ganzen, dan moeten de dieren, met negatieve resultaten, onderworpen worden aan een test ter opsporing van hoogpathogene aviaire influenza.

    1.3.3. Ziekte van Newcastle
     

    Intracommunautaire verplaatsing naar een andere lidstaat met een ziektevrije status zonder vaccinatie

    In geval van verplaatsing vanuit België naar een lidstaat met een ziektevrije status voor het virus van de ziekte van Newcastle zonder vaccinatie (cf. Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620), moeten het pluimvee en de broedeieren aan specifieke eisen voldoen.

    • a) Fokpluimvee en gebruikspluimvee
      Het pluimvee
      i) is niet gevaccineerd tegen besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle;
      ii) is geïsoleerd gedurende 14 dagen vóór het vertrek, in de inrichting van herkomst onder toezicht van een officiële dierenarts, waarin:
      • geen enkel stuk pluimvee is gevaccineerd tegen besmetting met het virus van de ziekte van Newcastle in de loop van de 21 laatste dagen voorafgaand aan het vertrek;
      • geen enkele andere vogel is binnengebracht in de loop van de 21 laatste dagen voorafgaand aan het vertrek;
      iii) is tijdens de laatste 14 dagen voorafgaand aan het vertrek, met negatieve resultaten, onderworpen aan serologische tests voor het opsporen van antilichamen tegen het virus van de ziekte van Newcastle, uitgevoerd op bloedmonsters bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% m.b.t. de opsporing van de infectie en een prevalentie van 5%, dat wil zeggen 59 te nemen monsters.
    • b) Voor de slacht bestemd pluimvee
      Het pluimvee is afkomstig van tomen die:
      i) niet gevaccineerd zijn tegen besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle en die tijdens de laatste 14 dagen voorafgaand aan het vertrek, met negatieve resultaten, onderworpen zijn aan serologische tests voor het opsporen van antilichamen tegen het virus van de ziekte van Newcastle, uitgevoerd op bloedmonsters bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% m.b.t. de opsporing van de infectie en een prevalentie van 5%, dat wil zeggen 59 te nemen monsters;
      ofwel
      ii) gevaccineerd zijn tegen besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle en tijdens de laatste 14 dagen voorafgaand aan het vertrek, met negatieve resultaten, onderworpen zijn aan een test voor het opsporen van de aanwezigheid van het virus van de ziekte van Newcastle, uitgevoerd bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% m.b.t. de opsporing van de besmetting en een prevalentie van 5%, dat wil zeggen 59 te nemen monsters.
    • c) Eendagskuikens
      De eendagskuikens
      • zijn niet gevaccineerd tegen besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle;
      • zijn afkomstig van broedeieren die voldoen aan de voorwaarden vermeld in punt d);
      • zijn afkomstig van een broeierij waarin de werkpraktijken waarborgen dat die broedeieren worden bebroed op totaal verschillende tijdstippen en plaatsen dan die voor de broedeieren die niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in punt d).
    • d) Broedeieren van pluimvee
      Broedeieren van pluimvee
      worden niet gevaccineerd tegen de besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle;
      zijn afkomstig van tomen die:
      ofwel
      niet zijn gevaccineerd tegen de besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle;
      of
      zijn gevaccineerd tegen besmetting door het virus van de ziekte van Newcastle met geïnactiveerde vaccins of verzwakte levende vaccins en de vaccinatie heeft plaatsgevonden ten minste 30 dagen vóór het verzamelen van de broedeieren.

    1.3.4. Mycoplasma gallisepticum en Mycoplasma meleagridis

    Het pluimvee en de broedeieren die deelnemen aan intracommunautaire verplaatsingen moeten afkomstig zijn van tomen waarin geen enkel geval van aviaire mycoplasmose (Mycoplasma gallisepticum en M. meleagridis) is gemeld en zijn afkomstig van inrichtingen die, in geval van bevestiging van de aanwezigheid van een dergelijke ziekte tijdens de laatste 12 maanden voorafgaand aan het vertrek, de volgende maatregelen hebben toegepast:
    ofwel
    is de besmette toom, met negatieve resultaten, onderworpen aan twee tests voor het opsporen van aviaire mycoplasmose (Mycoplasma gallisepticum en M. meleagridis) uitgevoerd met een interval van ten minste 60 dagen;
    ofwel
    is de besmette toom geslacht of gedood en vernietigd, is de inrichting gereinigd en ontsmet en, na de reiniging en ontsmetting, zijn alle tomen van de inrichting met negatieve resultaten onderworpen aan twee tests voor de opsporing van aviaire mycoplasmose (Mycoplasma gallisepticum en M. meleagridis), uitgevoerd met een interval van ten minste 21 dagen.

    1.3.5. Salmonella

    1.3.5.1. Salmonella pullorum /gallinarum – Salmonella arizonae

    Het pluimvee en de broedeieren die deelnemen aan intracommunautaire verplaatsingen moeten afkomstig zijn van tomen waarvoor geen enkele besmetting met Salmonella Pullorum, S. Gallinarum en S. arizonae is gemeld en zijn afkomstig van inrichtingen die, in geval van bevestiging van de aanwezigheid van een dergelijke ziekte tijdens de laatste 12 maanden voorafgaand aan het vertrek, de volgende maatregelen hebben toegepast:

    • de besmette toom is geslacht of gedood en vernietigd;
    • na het slachten of het doden van de in punt i) bedoelde besmette toom is de inrichting gereinigd en ontsmet;
    • na de in punt ii) bedoelde reiniging en ontsmetting zijn alle tomen van de inrichting, met negatieve resultaten, onderworpen aan twee tests voor de opsporing van de besmetting met Salmonella Pullorum, S. Gallinarum en S. arizonae uitgevoerd met een interval van ten minste 21 dagen

    In geval van verplaatsing met bestemming Finland en Zweden moeten het pluimvee of de tomen van herkomst van de broedeieren een negatief resultaat hebben voor een test voor het opsporen van salmonella.

    1.3.5.2. Monitoringprogramma zoönotische salmonella

    Overeenkomstig het controleprogramma op salmonella is een volksgezondheidsverklaring vereist voor intracommunautaire verplaatsingen van pluimvee en producten afkomstig van de soort Gallus gallus en voor kalkoenen (Meleagris gallopavo).

    Op het certificaat moet het resultaat staan van de laatste test voor de opsporing van de serotypes van salmonella uitgevoerd op het (de) beslag(en) van herkomst. In geval van een positieve test moeten enkel de positieve resultaten voor de volgende serotypes vermeld worden:

    • Voor tomen fokpluimvee: Salmonella Hadar, Salmonella Virchow en Salmonella Infantis
    • Voor tomen gebruikspluimvee: Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium

    Indien het gaat om fokpluimvee, dan is noch Salmonella Enteritidis, noch Salmonella Typhimurium gedetecteerd.

    De informatie m.b.t. de frequenties en methodes voor bemonstering zijn vermeld in het Vademecum voor het houden van pluimvee en de bestrijding van salmonella bij pluimvee.

    Naast het programma voor de bewaking van zoönotische salmonella vereist de certificering ook een bewaking van de toegediende antimicrobiële stoffen. Daartoe moeten alle antimicrobiële stoffen (zie 1) worden vermeld die in de drie weken vóór de verzending zijn toegediend. Voederadditieven, met name die met een coccidiostatische werking, moeten niet op het certificaat worden vermeld.


    Runderen

    Identificatie en registratie

    De identificatie van runderen is verplicht.

    De identificatieprocedure en de formulieren voor een identificatie-aanvraag zijn beschikbaar op: https://www.dgz.be/ rundvee en op https://www.arsia.be/identification-bovins/.

    Modellen van certificaten

    • a) BOV-INTRA-X
      Certificaat dat moet worden gebruikt voor de verplaatsingen van runderen die niet voor de slacht bestemd zijn.

      De dieren moeten ten minste 30 dagen in de inrichting hebben verbleven of sinds hun geboorte indien zij jonger zijn dan 30 dagen vóór het vertrek.
    • b) BOV-INTRA-Y
      Certificaat dat moet worden gebruikt voor de bewegingen van runderen die voor de slacht bestemd zijn.

    Gezondheidsvoorwaarden

    De lijst van lidstaten of gebieden met een goedgekeurd uitroeiingsprogramma of een ziektevrije status is opgenomen in de bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620. De geconsolideerde versie van deze verordening is hier te vinden: https://eur-lex.europa.eu/homepage.html (CELEX nummer: 32021R0620 )
    De dieren zijn afkomstig van inrichtingen waar geen abnormale sterfte zonder specifieke oorzaak is vastgesteld (verklaring van de operator).

    Infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR)

    België heeft een uitroeiingsplan dat door de Europese Commissie is goedgekeurd.

    Niet voor de slacht bestemde runderen:

    Lidstaat van oorsprong

    Lidstaat/regio van bestemming Vereisten
    België Vrij van IBR

    De dieren zijn niet tegen IBR gevaccineerd.

    De dieren zijn afkomstig van een inrichting die vrij is van IBR:

    • De dieren zijn gedurende ten minste 30 dagen voor het vertrek in quarantaine gehouden en met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen volledig BoHV-1 die is uitgevoerd op een monster dat in de laatste 15 dagen voor het vertrek is genomen;

    De dieren zijn afkomstig van een inrichting die niet vrij is van IBR:

    • De dieren zijn gedurende ten minste 30 dagen voor het vertrek in een erkende quarantaine-inrichting gehouden en met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen volledig BoHV-1, die is uitgevoerd op monsters die niet minder dan 21 dagen na het begin van de quarantaine zijn genomen.

    België

    Goedgekeurd uitroeiingsprogramma

    De dieren zijn afkomstig van een inrichting die vrij is van IBR:

    • Geen voorafgaande voorwaarden.

    De dieren zijn afkomstig van een inrichting die niet vrij is van IBR:

    • De dieren zijn gedurende ten minste 30 dagen voor het vertrek in een erkende quarantaine-inrichting gehouden en met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen volledig BoHV-1, die is uitgevoerd op monsters die niet minder dan 21 dagen na het begin van de quarantaine zijn genomen.
    België Niet vrij van IBR Geen voorafgaande voorwaarden

    Brucellose

    FAVV - Situatie van de diergezondheid in België (favv-afsca.be)

    Mycobacterium tuberculosis complex

    FAVV - Situatie van de diergezondheid in België (favv-afsca.be)

    Enzoötische runderleucose

    FAVV - Situatie van de diergezondheid in België (favv-afsca.be)

    Bluetongue (BT)

    Maatregelen

    Boviene virale diarree (BVD)

    FAVV - Situatie van de diergezondheid in België (favv-afsca.be)

    De lijst van lidstaten en gebieden in lidstaten die vrij zijn van BVD en van lidstaten en gebieden in lidstaten met een goedgekeurd uitroeiingsprogramma is opgenomen in de bijlagen bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620.

    Niet voor de slacht bestemde runderen:

    Lidstaat van oorsprong Lidstaat/regio van bestemming Vereisten

    België
     

    Vrij van BVD

    De runderen zijn niet gevaccineerd tegen BVD.

    Vóór vertrek werden de runderen op BVD-antigeen getest met een negatief resultaat (PCR-test of antigeen-ELISA-test) EN

    • Ofwel zijn de dieren ten minste 21 dagen voor hun vertrek in een erkende quarantaine-inrichting ondergebracht en hebben zij, wanneer het drachtige dieren betreft, een serologische test op antilichamen tegen het virus van boviene virale diarree ondergaan (indirect enzyme-linked immunosorbent assay (I-ELISA) of blocking enzyme-linked immunosorbent assay (B-ELISA)), met negatief resultaat, op monsters die ten minste 21 dagen na het begin van de quarantaine zijn genomen;
    • Ofwel werden de runderen vóór vertrek getest op BVD-antilichamen, met een positief resultaat (I-ELISA of B-ELISA), ofwel, voor drachtige vrouwelijke dieren, vóór de inseminatie van de lopende dracht.
    België Goedgekeurd uitroeiingsprogramma

    Vóór vertrek werden de runderen op BVD-antigeen getest met een negatief resultaat (PCR-test of antigeen-ELISA-test) EN

    • Ofwel zijn de dieren ten minste 21 dagen voor hun vertrek in een erkende quarantaine-inrichting ondergebracht en hebben zij, wanneer het drachtige dieren betreft, een serologische test op antilichamen tegen het virus van boviene virale diarree ondergaan (indirect enzyme-linked immunosorbent assay (I-ELISA) of blocking enzyme-linked immunosorbent assay (B-ELISA)), met negatief resultaat, op monsters die ten minste 21 dagen na het begin van de quarantaine zijn genomen;
    • Ofwel werden de runderen vóór vertrek getest op BVD-antilichamen, met een positief resultaat (I-ELISA of B-ELISA), ofwel, voor drachtige vrouwelijke dieren, vóór de inseminatie van de lopende dracht.

    België

    Niet vrij van BVD Er zijn geen voorafgaande vereisten

    Grensbeweiding

    • Beschikking M (2023) 4 van het Benelux Comité van Ministers tot wijziging van Beschikking M (2012) 17 inzake de grensbeweiding van runderen aan de intra-Benelux-grenzen.
    • Omzendbrief met betrekking tot de grensbeweiding van runderen met Nederland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk.
    • Omzendbrief met betrekking tot de erkenning van een quarantaine-inrichting voor runderen in het kader van het verkeer tussen lidstaten.

    Salamanders

    Het aantal amfibieën is wereldwijd dramatisch aan het afnemen.  Infectieziekten, veroorzaakt door de schimmel Batrachochytrium dendrobatidis (Bd) en door ranavirussen, spelen in dit opzicht een belangrijke rol.

    In 2012 werd een nieuwe schimmel van Aziatische oorsprong, Batrachochytrium salamandrivorans (Bsal), ontdekt in Nederland. Deze schimmel veroorzaakt bij amfibieën dodelijke huidletsels (chytridiomycose) en heeft de Nederlandse salamanderpopulatie tot op de rand van uitsterven gebracht. In 2016 was 99,9% van de salamanderpopulatie verdwenen. De precieze impact van Bsal op de watersalamanderpopulaties in Nederland is tot op heden onbekend.

    In 2013 werd Bsal voor het eerst ontdekt in België.

    Er werden verschillende maatregelen genomen om Bsal te voorkomen of te bestrijden. De gezondheidsvoorschriften voor het intracommunautair handelsverkeer en het binnenbrengen in de Europese Unie van salamanders maken daar deel van uit.

    Voor meer informatie: https://www.health.belgium.be/nl/actieplan-bsal-salamanders-fnal-nl

    Intracommunautair handelsverkeer

    a) Handelsverkeer

    Zendingen van salamanders vanuit België naar een andere lidstaat moeten worden vergezeld van een diergezondheidscertificaat dat beschikbaar is in TRACES-NT. Een model van dit certificaat kan hier worden geraadpleegd.

    De certificeringsaanvraag moet ten laatste 24 uur vóór het voorziene vertrek worden ingediend bij de Lokale Controle-eenheid (LCE).

    De operator moet de volgende informatie geven:

    • De naam van de verzender en het adres van verzending
    • Het registratienummer van het bedrijf in de Kruispuntbank van Ondernemingen of het rijksregisternummer van de aanvrager van het certificaat.
    • De facturatiegegevens van het certificaat
    • De naam van de bestemmeling en het adres van bestemming
    • De gegevens van de vervoerder
    • Identificatie/beschrijving van de te certificeren dieren
    • Land van doorvoer (indien van toepassing)

    De zending moet aan één van de volgende vier eisen voldoen:

    • a) Quarantaine van zes weken
      •  De salamanders moeten ten minste gedurende 6 weken vóór de afgifte van het certificaat in quarantaine worden gehouden.  De operator contacteert de LCE, zodat een dierenarts van het FAVV het quarantainelokaal kan komen goedkeuren. Wanneer het quarantainelokaal werd goedgekeurd, levert de dierenarts van het FAVV een attest af dat 1 jaar geldig is.
        Het formulier en de instructies voor de goedkeuring van een quarantaineruimte/isolatieruimte zijn beschikbaar op de website van het FAVV: FAVV - Aanvraag goedkeuring quarantaineruimte / isolatieruimte – Melding van het plaatsen van dieren in quarantaine / isolatie (favv-afsca.be)
      • De operator brengt de LCE ervan op de hoogte wanneer de salamanders in quarantaine gaan.
      • Na 5 weken quarantaine neemt de erkende dierenarts van de operator huiduitstrijkjes van de zending salamanders ter opsporing van Bsal.
      • Zodra de analyseresultaten van de huiduitstrijkjes gekend zijn (en negatief bevonden zijn), vult de operator het aanvraagformulier certificatie in en verstuurt hij dit formulier naar de LCE. De LCE stuurt op haar beurt een certificerende dierenarts naar de plaats van verzending van de salamanders. De certificerende dierenarts onderzoekt de dieren en gaat na of de quarantaine werd nageleefd. Op basis van een gunstig onderzoek, levert hij het certificaat af. Indien het onderzoek niet gunstig is, wordt het certificaat niet afgeleverd.
      • Het aantal te nemen monsters met het oog op het uitvoeren van de testen ter opsporing van Bsal wordt bepaald op basis van het aantal salamanders waaruit de partij bestaat:
        Grootte van de epidemiologische eenheid 62 of minder

        186

        200 250 300 350 400 450
        Steekproefgrootte Alle dieren

        96

        98 102 106 108 110 111
        Epidemiologische eenheid = één partij salamanders
    • b) Actieve behandeling tegen Bsal
      De toediening van een doeltreffende behandeling tegen Bsal wordt uitgevoerd door de erkende dierenarts van de operator (zie bijlage III van Uitvoeringsbesluit 2021/361). Na afloop van de behandeling moet de operator het aanvraagformulier certificatie invullen en doorsturen naar de LCE. De LCE stuurt op haar beurt een certificerende dierenarts naar de plaats van verzending van de salamanders. Op basis van het behandelingsattest afgegeven door de erkende dierenarts, levert hij het certificaat af.
    • c) Verplaatsing van een gesloten inrichting naar een andere gesloten inrichting.
    • d) Komen uit een derde land en werden in quarantaine gezet.

    b) Niet-handelsverkeer
    Indien de salamanders in een andere lidstaat worden binnengebracht als gezelschapsdier overeenkomstig Verordening (EU) 576/2013 (geen verandering van eigenaar), dan moeten er geen stappen worden genomen bij de overheid.

    Verordening (EU) 576/2013 voorziet dat de salamanders zodanig worden beschreven dat het verband gelegd kan worden tussen deze beschrijving en een identificatiedocument.

    Dit identificatiedocument moet de volgende gegevens bevatten: een beschrijving van het dier (soort, ras, geboortedatum, geslacht en kleur), de naam en de gegevens van de eigenaar, de naam, de gegevens en de handtekening van de erkende dierenarts die het identificatiedocument aflevert en invult, de handtekening van de eigenaar, de getroffen preventieve gezondheidsmaatregelen en de relevante gezondheidsinformatie betreffende de gezondheidsstatus van de salamander (Er bestaat geen standaardmodel).

    Binnenkomst in de Europese Unie

    Zendingen van salamanders moeten één werkdag voor de aankomst op het grondgebied van de EU door de operator die verantwoordelijk is voor de zending worden gemeld aan het FAVV, meer bepaald aan de Grenscontrolepost (GCP).  Voor meer informatie kunt u terecht op de volgende webpagina:  FAVV - Invoer derde landen (favv-afsca.be) 

    Zendingen van salamanders die in de Europese Unie worden binnengebracht moeten aan de volgende eisen voldoen:

    • Ze zijn afkomstig uit een gebied of derde land van oorsprong dat lid is van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (WOAH).
    • De salamanders vertonen geen klinische tekenen van Bsal (huidletsels of -zweren) bij het klinisch onderzoek uitgevoerd door de officiële dierenarts die verantwoordelijk is voor de afgifte van het diergezondheidscertificaat  Dit klinisch onderzoek wordt uitgevoerd binnen de 48u vóór het laden.
    • Vóór de afgifte van het diergezondheidscertificaat, moeten de salamanders van een partij in afzondering van de andere salamanders worden gehouden gedurende 6 weken voordat het klinisch onderzoek wordt uitgevoerd.

    Salamanders die in de Europese Unie worden binnengebracht, moeten vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat. Een model van dit certificaat kan hier worden geraadpleegd.

    Een operator die salamanders invoert, moet beschikken over een door het FAVV goedgekeurd quarantainelokaal. Het formulier en de instructies voor de goedkeuring van een quarantaineruimte/isolatieruimte zijn beschikbaar op de website van het FAVV: FAVV - Aanvraag goedkeuring quarantaineruimte / isolatieruimte – Melding van het plaatsen van dieren in quarantaine / isolatie (favv-afsca.be)

    Wanneer de salamanders aankomen in de GCP moet de inspecteur nagaan of de operator op de plaats van bestemming beschikt over een door het FAVV goedgekeurd quarantainelokaal. De operator moet een document afgegeven door de LCE van bestemming kunnen voorleggen dat aantoont dat er een goedgekeurd quarantainelokaal beschikbaar is.

    De operator moet zijn LCE op de hoogte brengen van de datum waarop de salamanders in quarantaine werden gezet. Na 5 weken quarantaine moet een erkende dierenarts huiduitstrijkjes ter opsporing van Bsal uitvoeren.

    Het aantal te nemen monsters met het oog op de uitvoering van de testen ter opsporing van Bsal wordt bepaald op basis van het aantal salamanders waaruit de partij bestaat:

    Grootte van de epidemiologische eenheid

    62 of minder

    186 200 250 300 350 400 450
    Steekproefgrootte

    Alle dieren

    96 98 102 106 108 110 111

    Epidemiologische eenheid = één partij salamanders

    Een officiële dierenarts verricht een controle van de quarantainevoorwaarden in de voorziene inrichting van bestemming voor iedere zending salamanders, met inbegrip van een onderzoek van de sterftegegevens en een klinische inspectie van de salamanders door in het bijzonder te zoeken naar huidletsels en -zweren.

    De officiële dierenarts moet klinische onderzoeken uitvoeren, monsters nemen ter opsporing van Bsal en de behandeling tegen Bsal toedienen overeenkomstig de voorschriften van Bijlage III van Uitvoeringsbesluit 2021/361.


    Schapen en geiten

    Identificatie

    De identificatie van schapen en geiten is verplicht.

    Voor meer informatie: https://www.dgz.be/kleine-herkauwers/i-r-sghk en https://www.arsia.be/identification-occ/  

    a) Schapen / -geiten niet bestemd voor de slacht:

    • De schapen/geiten moeten geïdentificeerd zijn met een conventioneel en een elektronisch oormerk

    b) Schapen/geiten voor de slacht

    • Bestemd om te worden geslacht vóór de leeftijd van 12 maanden en rechtstreeks vervoerd van het geboortebeslag naar het slachthuis: enkel een beslagoormerk (blauwe kleur)
    • Andere schapen/geiten bestemd voor de slacht: de dieren moeten geïdentificeerd zijn met een conventioneel en een elektronisch oormerk

    Modellen van certificaten

    • a) OV/CAP-INTRA-X
      Te gebruiken in geval van intracommunautaire verplaatsingen van schapen/geiten die niet voor het slachthuis bestemd zijn.

      De dieren moeten ten minste 30 dagen in de inrichting hebben verbleven of sinds hun geboorte indien zij jonger zijn dan 30 dagen.
    • b) OV/CAP-INTRA-Y
      Te gebruiken in geval van intracommunautaire verplaatsingen van schapen/geiten die voor het slachthuis bestemd zijn.

      De dieren moeten ten minste 21 dagen in de inrichting hebben verbleven of sinds hun geboorte indien zij jonger zijn dan 21 dagen.

    Gezondheidsvoorwaarden

    De gezondheidstoestand van België kan worden geraadpleegd op de volgende website: FAVV - Zoosanitaire toestand in België (favv-afsca.be)

    De dieren zijn afkomstig van inrichtingen waar geen abnormale sterfte zonder specifieke oorzaak is vastgesteld (verklaring van de operator).

    Scrapie

    Omzendbrieven

    Bluetongue

    Maatregelen

    Epididymitis bij schapen (Brucella ovis)

    Niet-gecastreerde mannelijke schapen moeten binnen 30 dagen, die aan het vertrek voorafgaan, een serologische test ondergaan met een gunstige uitslag voor Brucella ovis.

    Tuberculose (Mycobacterium tuberculosis complex)

    • a) Schapen
      De schapen komen uit een inrichting waar in de 42 dagen vóór het vertrek geen besmetting met het Mycobacterium tuberculosis complex (M. bovins, M. caprae en M. tuberculosis) is gemeld.
    • b) Geiten
      Verplaatsingen van geiten tussen lidstaten zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke toepassing in de inrichting van een bewakingsprogramma voor tuberculose. Dit programma moet gedurende ten minste de laatste 12 maanden zijn uitgevoerd en is gebaseerd op:
      • Een postmortemkeuring van alle voor de slacht bestemde geiten in de inrichting. Deze gegevens kunnen worden gecontroleerd aan de hand van de inventaris van het beslag en op basis van het slachtdocument waarin het resultaat van de keuring is opgenomen.
      • Een autopsie van alle dood aangetroffen geiten ouder dan 9 maanden (tenzij de doodsoorzaak bekend is en niet kan worden toegeschreven aan het Mycobacterium tuberculosis-complex). Deze informatie kan worden gecontroleerd op basis van het sterfteregister dat de operator moet invullen en bijhouden. De vermoedelijke doodsoorzaak moet worden vermeld in dit register. Bovendien kan het autopsieverslag dat de dierenarts heeft doorgestuurd naar de operator worden geraadpleegd.
      • Een jaarlijkse gezondheidsinspectie door een erkende dierenarts, bestaande uit een evaluatie van de gezondheidsstatus van het beslag. De dierenarts geeft de operator een gedateerd en ondertekend inspectieverslag (met het Ordenummer van de dierenarts) dat bij de certificering beschikbaar moet zijn.
      • Een jaarlijkse screeningtest, met negatieve resultaten, op alle geiten die op het bedrijf voor fokdoeleinden worden gehouden. Het is de operator die beslist welke geiten voor de fok bestemd zijn. De consistentie van deze verklaring kan worden gecontroleerd in de inventaris van de dieren waarin de aanwezige dieren en de historiek van de binnenkomende dieren, de geboortes en de uitgaande dieren zijn opgenomen.  De te gebruiken screeningstest is de intradermale tuberculinetest. 
      Bij de certificering moet de exploitant de certificerende ambtenaar de volgende documenten verstrekken:
      • De inventaris van de veestapel
      • Het slachtdocument met het resultaat van de postmortemkeuring
      • Het up-to-date en volledig sterfteregister, met inbegrip van de waarschijnlijke doodsoorzaak
      • De autopsierapporten verstrekt door de dierenarts die de autopsies heeft uitgevoerd
      • Het jaarlijks gezondheidsinspectieverslag, gedateerd en ondertekend (met vermelding van het Ordenummer van de dierenarts)
      • De resultaten van de jaarlijkse tuberculosetests
      • De ondertekende verklaring

    Grensbeweiding

    • Beschikking M (2023) 3 van het Benelux Comité van Ministers inzake de grensbeweiding van schapen en geiten aan de intra-Benelux-grenzen en tot vervanging van beschikking M (2015) 4
    • Omzendbrief met betrekking tot de grensbeweiding van schapen en geiten met Nederland, het Groothertogdom Luxemburg en Frankrijk.

    Varkens

    Identificatie

    De identificatie van varkens is verplicht.

    De identificatieprocedure en de formulieren voor een identificatie-aanvraag zijn beschikbaar op: https://www.arsia.be/identification-porcs/ en op https://www.dgz.be/varkens.

    Modellen van certificaten

    • a) POR-INTRA-X
      Certificaat dat moet worden gebruikt voor de verplaatsingen van varkens die niet voor de slacht bestemd zijn.

      De dieren moeten ten minste 30 dagen in de inrichting hebben verbleven of sinds hun geboorte indien zij jonger zijn dan 30 dagen vóór het vertrek.

      In België mogen niet voor de slacht bestemde varkens niet worden verzameld.
    • b) POR-INTRA-Y
      Certificaat dat moet worden gebruikt voor de verplaatsingen van varkens die voor de slacht bestemd zijn.

    Gezondheidsvoorwaarden

    Om de gezondheidsstatus van België te controleren, kan u de volgende website raadplegen: FAVV - Situatie van de diergezondheid in België (favv-afsca.be).

    De dieren zijn afkomstig van inrichtingen waar geen abnormale sterfte zonder specifieke oorzaak is vastgesteld (verklaring van de operator).

    Tijdens de certificering moet de gezondheidsstatus van België voor de volgende ziekten worden gecontroleerd:

    • Rabiësvirusinfectie
    • Ziekte van Aujeszky
    • Anthrax
    • Brucellose