- Jacht, visvangst (hengelsport e.d.)
- Viskwekerijen
- Vervoer van dieren
- Hoevetoerisme
- Organisatie van ruitertornooien, braderijen, markten, concerten, … waar levensmiddelen te koop worden aangeboden
- Veemarkten, dierenprijskampen, tentoonstellingen van dieren
- Grensinspectieposten
- Telersverenigingen voor de plantaardige productie
- Nihil
- Bijenhouders
- Producenten van pootaardappelen
- Inrichtingsplannen voorafgaand ter goedkeuring voorleggen
- Traders
- Producenten van voedingsadditieven
- Producenten en invoerders van contactmaterialen
- Moeten inrichtingen die levensmiddelen van dierlijke oorsprong opslaan bij omgevingstemperatuur over een erkenning beschikken ?
- Moeten inrichtingen die levensmiddelen van dierlijke oorsprong gekoeld of diepgevroren opslaan (koel- en vrieshuizen) beschikken over een erkenning ?
- Moeten inrichtingen die samengestelde levensmiddelen vervaardigen, die zowel producten van plantaardige oorsprong als producten van dierlijke oorsprong bevatten, over een erkenning beschikken ?
- Moet voor erkenningen en vergunningen van bepaalde duur (bvb. type ex- Algemene Eetwareninspectie) een nieuwe erkenning of toelating gevraagd worden bij het einde van de voorziene periode ?
- Moet men gekend zijn bij het FAVV als men slechts af en toe levensmiddelen vervaardigt en/of te koop aanbiedt?
- Moeten bedrijven die seminaries, opleidingen, vergaderingen organiseren of daartoe hun lokalen ter beschikking stellen en die voor de maaltijden beroep doen op een cateringbedrijf of een traiteur zich laten registreren en in voorkomend geval een toelating aanvragen ?
- Moeten vervoerders die uitsluitend als dienstverlener in opdracht van een operator handelen, zich eveneens laten registreren ?
- Moeten houtzagerijen, andere verwerkingsbedrijven van hout of een houthandelszaken (met inbegrip van de invoer en de uitvoer) geregistreerd worden ?
- Moet er voor jeugdkampen/speelpleinwerking tijdens de schoolvakanties een registratie of toelating gevraagd worden ?
- Melkautomaten
- Worden mestverwerkers beschouwd als operatoren onder de controlebevoegdheid van het FAVV en worden zij bijgevolg onderworpen aan heffingen ?
- Graanhandel
- Paarden
- Tuinaannemers
- Moeten kinderdagverblijven die zich beperken tot het opwarmen van zuigflessen en/of potjes over een registratie of een toelating beschikken?
- In welke geval moet een operator, in de B2B sector, die in één verkoopseenheid verwerkte levensmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong op de markt brengt, beschikken over een erkenning?
- Moeten personen die in groep koken geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Moeten organisatoren van kook-workshops geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Moeten personen die bij mensen thuis komen koken geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Moeten jeugdbewegingen gedurende het jaar of op kamp geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Welke activiteit moet een ijsfabrikant aangeven?
- Moeten de inrichtingen die over een erkenning verwerking van «vlees 1.1.5, 1.2.1», «visserijproducten 3.4, 3.5», of «zuivel 4.1» beschikken, eveneens over een bijkomende, specifieke erkenning beschikken indien ze rauwe eieren (5.3) en/of rauwe melk (4.3) gebruiken?
- Vereist het ter beschikking stellen van warme en/of koude drankautomaten voor klanten in een detailhandel, de aangifte van een activiteit Horeca bij het Agentschap?
- Moet een operator die rauwe melk rechtstreeks aankoopt bij een boerderij een specifieke activiteit aan het Agentschap melden?
- Wat zijn de vereisten in het geval een levensmiddelenbedrijf voeding produceert en deze aan zijn personeel (en genodigden) aanbiedt om in het bedrijf te consumeren?
- Moet de aanwezigheid van een "beenhouwerijafdeling" in een detailhandelszaak (hypermarkt, supermarkt, superette, buurtwinkels, kruidenierszaken) specifiek worden aangegeven bij het FAVV?
- Wie moet over een toelating/erkenning beschikken bij het gebruik van een mobiele installatie ?
- Welke voorwaarden moeten worden nageleefd om een gemeenschappelijke infrastructuur te
kunnen gebruiken? - Moet een school of buitenschoolse opvang die een enkel tussendoortje zoals fruit of koeken verdeelt aan de kinderen of jongeren over een registratie of toelating beschikken?
- Moet een uitbater van een B&B, vakantiehuis of vakantielogies die levensmiddelen aanbiedt aan zijn gasten over een registratie of een toelating beschikken ?
- Moeten platformen die instaan voor het vervoer van maaltijden van restaurants aan consumenten geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Mag een slager onder zijn toelating vleeswinkel een karkas uitsnijden voor derden (dienstverlening)?
- Waarom kan de activiteit van het uitsnijden voor derden niet onder de ‘30%, 80km-regel’ uitgevoerd worden?
- Is een tussenoplossing mogelijk tussen een toelating en een erkenning?
- Mag een slager in dienstloon gaan uitsnijden bij een andere slager?
- Mag een slager vlees, dat hij zelf versneden heeft, laten verwerken bij erkend bedrijf?
- Mag een slager karkassen vervoeren?
- Kan een veehouder een dier, waarvan het vlees bestemd is voor verkoop aan de eindgebruiker op de boerderij, laten slachten in een erkend slachthuis? Op wiens naam moet dit dier worden geslacht?
- Welke activiteit moet een operator die meel maalt voor rechtstreekse verkoop aan de consument aangeven?
1. Jacht, visvangst (hengelsport e.d.)
Jagers en vissers waarvan de producten van hun jacht of visvangst uitsluitend bestemd zijn voor particulier huishoudelijk verbruik (d.w.z. voor eigen behoeften en het gezin) of die rechtstreeks kleine hoeveelheden van deze producten als levensmiddel aan de eindverbruiker leveren of aan een plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindconsument levert (zie KB van 7 januari 2014), dienen niet geregistreerd te worden bij het FAVV. Indien zij echter hun producten leveren aan inrichtingen die leveren aan andere inrichtingen, dienen zij zich wel te laten registreren bij het FAVV.
2. Viskwekerijen
Sommige viskwekerijen zijn onderworpen aan een erkenning door het Agentschap. Het betreft de viskwekerijen die beantwoorden aan de Europese voorwaarden om vrij verklaard te worden van bepaalde ziekten (ziekten van de lijst II van de bijlage A van de Richtlijn 91/67 EEG). Voor andere viskwekerijen volstaat een registratie. Uitbaters van visvijvers (hengelsport) daarentegen zijn vrijgesteld van registratie.
3. Vervoer van dieren
In principe is elk vervoer van dieren onderworpen aan een toelating voor de operator (de organisator van het vervoer) en een erkenning van het voertuig waarmee het vervoer wordt uitgevoerd. Uitzondering hierop vormt :
- het vervoer van de eigen dieren met landbouwvoertuigen of eigen vervoermiddelen door een landbouwproducent in het kader van de bedrijfsvoering;
- het commercieel vervoer over een afstand van maximum 50 km van zijn landbouwbedrijf van de eigen dieren in eigen vervoermiddelen. In deze gevallen mag de landbouwproducent zonder hiertoe voorafgaand over een toelating te beschikken en zonder dat het voertuig hiertoe erkend werd, de dieren die zijn eigendom zijn of waarvoor hij verantwoordelijk is, vervoeren. Weliswaar dienen de regels inzake respect voor het dierenwelzijn strikt te worden nageleefd en dient het voertuig (bij voorbeeld bij vervoer naar het slachthuis) aan dezelfde regels voor reiniging en ontsmetting als het handelsvervoer te worden onderworpen.
4. Hoevetoerisme.
Landbouwbedrijven die tevens aan gasten kamers met ontbijt aanbieden, worden niet langer onderworpen aan een toelating (vergunning). Zij dienen zich echter wel te registreren bij het FAVV. Indien evenwel in het kader van het hoevetoerisme andere maaltijden dan ontbijt worden bereid en/of aan de gasten aangeboden, dient het landbouwbedrijf hiertoe over de passende toelating te beschikken.
5. Organisatie van ruitertornooien, braderijen, markten, concerten, … waar levensmiddelen te koop worden aangeboden.
Organisatoren van dergelijke manifestaties en waar één of meerdere operatoren voedingsmiddelen te koop aanbieden op een beperkte oppervlakte, dienen hiertoe niet over een toelating of een erkenning te beschikken. Zij dienen zich evenmin te laten registreren voor het organiseren van dergelijke manifestaties. De individuele standhouders of verkopers daarentegen zijn al naargelang het geval wel onderworpen aan een erkenning of toelating.
6. Veemarkten, dierenprijskampen, tentoonstellingen van dieren.
Veemarkten worden beschouwd als verzamelplaatsen en dienen te worden erkend door het FAVV. Een erkenning wordt afgeleverd voor verzamelingen van landbouwdieren (paarden, runderen, varkens, schapen, geiten, herten) :
- met commerciële doeleinden - of verzamelingen zonder commerciële doeleinden die langer dan 12 uur duren Al naargelang wordt een erkenning afgeleverd voor onbepaalde duur of voor de duur van de manifestatie. De burgemeester is bevoegd voor het afleveren van een toelating voor:
- een verzameling van alle andere dan hoger genoemde diersoorten (pluimvee, vogels, konijnen, …)
- verzamelingen van landbouwdieren (paarden, runderen, varkens, schapen, geiten, herten) zonder commercieel oogmerk en die minder dan 12 uur duren. In deze laatste gevallen stelt de burgemeester een erkend dierenarts aan voor het houden van het toezicht.
7. Grensinspectieposten.
Grensinspectieposten dienen wel degelijk erkend te worden doch vallen niet onder de toepassing van dit besluit. In dit geval ziet de procedure er als volgt uit: de eigenaar (die meestal een havenbedrijf, een luchthavenuitbater of een groep operatoren is) dient bij het FAVV een inrichtingsplan in waarop het FAVV deze beoordeelt en desgevallend goedkeurt. Het FAVV informeert de bevoegde EU-diensten, die op hun beurt een erkenning afleveren.
Er dient een onderscheid gemaakt te worden met inspectiecentra voor import die wel degelijk door het Agentschap zelf erkend worden en waarvan het FAVV de EU op de hoogte brengt. Inspectiecentra hangen af van een erkende grensinspectiepost, doch zijn meestal elders gelokaliseerd, en richten zich op de importcontroles van welbepaalde producten.
8. Telersverenigingen voor de plantaardige productie.
Telersverenigingen zijn groeperingen van primaire plantaardige producenten die onder bepaalde voorwaarden kunnen worden erkend door de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaten. Deze verenigingen vallen niet onder de toepassing van dit besluit maar worden wel degelijk erkend door het FAVV voor de aspecten die onder de controlebevoegdheid van het FAVV vallen. De modaliteiten evenals de voorwaarden ervan worden vastgelegd in specifieke reglementering.. De individuele producenten, lid van een telersvereniging zijn overigens al naar gelang het geval, onderworpen aan een registratie, toelating of erkenning.
10. Bijenhouders.
Houders van bijen moeten zich laten registreren bij het FAVV. Deze verplichting geldt voor alle bijenhouders en staat los van de betaling van een heffing waarvoor bijzondere bepalingen gelden.
11. Producenten van pootaardappelen.
Pootaardappelen moeten om in de handel gebracht te kunnen worden, vergezeld zijn van een fytosanitair paspoort.
Zoals voor alle producenten van plantaardig materiaal onderworpen aan een fytosanitair paspoort, moeten deze producenten erkend worden door het FAVV, bijlage II, KB erkenningen, toelatingen, registraties, pt 17 Plantaardige sector - Plantenpaspoorten), dit ondanks de delegatie van de fytosanitaire controles op pootaardappelen aan de Gewesten die tevens de controles uitvoeren in het kader van de certificatie van dit pootgoed.
12. Inrichtingsplannen voorafgaand ter goedkeuring voorleggen.
Voor slachthuizen en aanverwante inrichtingen werd tot nu toe de mogelijkheid geboden om de inrichtingsplannen voorafgaand voor te leggen. Deze mogelijkheid werd door dit koninklijk besluit uitgebreid tot alle inrichtingen waarvoor met het oog op het bekomen van een toelating of een erkenning infrastructuurvereisten worden opgelegd. De mogelijkheid wordt bijgevolg geboden om voorafgaand aan het uitvoeren van belangrijke infrastructuurwerken, een inrichtingsplan voor advies voor te leggen. De indiening ervan staat bijgevolg los van de aanvraag voor het bekomen van een erkenning of een toelating, doch stelt de operator in de mogelijkheid voorafgaand aan de uitvoering van de infrastructuuringrepen, rekening te houden met de adviezen en opmerkingen van het FAVV en kan op die wijze bijdragen tot het voorkomen van tijdrovende, vermijdbare en dure aanpassingen van de infrastructuren.
13. Traders.
Het KB van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, voorzag in de onderwerping aan een “vergunning” van operatoren die slechts handelsactiviteiten uitoefenen zonder hiertoe over enige uitrusting of infrastructuur te beschikken. Deze verplichting werd versoepeld door het KB van 03/08/2012 tot wijziging van het KB van 16/01/2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het FAVV. Deze operatoren zijn nu aan een registratie onderworpen.
14. Producenten van voedingsadditieven.
Alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan mag worden verwacht dat ze door de mens worden geconsumeerd, vallen onder de definitie van een levensmiddel. Bijgevolg dient elke operator die dergelijke stoffen of producten produceert, verwerkt of distribueert, te beschikken over een toelating van het FAVV.
15. Producenten en invoerders van contactmaterialen.
Producenten die verpakkingsmaterialen produceren die in direct contact komen met levensmiddelen, moeten zich laten registreren bij het FAVV. Dezelfde verplichting is van toepassing op invoerders van lege verpakkingen uit derde landen.
16. Moeten inrichtingen die levensmiddelen van dierlijke oorsprong opslaan bij omgevingstemperatuur over een erkenning beschikken ?
Neen, dergelijke inrichtingen moeten enkel beschikken over een toelating.
17. Moeten inrichtingen die levensmiddelen van dierlijke oorsprong gekoeld of diepgevroren opslaan (koel- en vrieshuizen) beschikken over een erkenning ?
Dergelijke inrichtingen moeten niet over een erkenning beschikken indien hun activiteiten beperkt zijn tot opslag en transport en indien zij enkel leveren aan detailhandelszaken. Voor deze inrichtingen (bijvoorbeeld groothandelaars en distributiecentra voor supermarkten) volstaat een toelating. Dergelijke inrichtingen moeten wel over een erkenning als koel- of vrieshuis beschikken indien zij levensmiddelen van dierlijke oorsprong leveren aan erkende inrichtingen.
18. Moeten inrichtingen die samengestelde levensmiddelen vervaardigen, die zowel producten van plantaardige oorsprong als producten van dierlijke oorsprong bevatten, over een erkenning beschikken ?
Voor het samenvoegen van producten van plantaardige oorsprong en verwerkte producten van dierlijke oorsprong en het verder verwerken van deze samengestelde producten, is geen erkenning nodig maar volstaat een toelating. Enkele voorbeelden: het inblikken van producten vervaardigd met groenten en verwerkt vlees, het vervaardigen van soep met vleesextracten, het vervaardigen van pizza’s met ham, het vervaardigen garnaalkroketten met voorgekookte garnalen, … Voor het samenvoegen van producten van plantaardige oorsprong en verwerkte producten van dierlijke oorsprong die als dusdanig op de markt worden gebracht, is geen erkenning nodig maar volstaat een toelating. Enkele voorbeelden: broodjes met ham of kaas, roomijs gemaakt met melkpoeder, het vervaardigen van bakkerijproducten, … Voor het samenvoegen van producten van plantaardige oorsprong en onverwerkte producten van dierlijke oorsprong en het verder verwerken van deze samengestelde producten, is een erkenning vereist. Enkele voorbeelden: het vervaardigen van conserven uit groenten en rauw vlees, het vervaardigen van roomijs uit rauwe melk, … Voor het samenvoegen van producten van plantaardige oorsprong en onverwerkte producten van dierlijke oorsprong die als dusdanig op de markt worden gebracht, is een erkenning vereist. Een voorbeeld: het samenvoegen van rauw vlees of rauwe vis met groenten.
19. Moet voorerkenningen en vergunningen van bepaalde duur (bvb. type ex- Algemene Eetwareninspectie) een nieuwe erkenning of toelating gevraagd worden bij het einde van de voorziene periode ?
Alle erkenningen en vergunningen die op 1 januari 2006 geldig waren, werden automatisch omgezet in erkenningen en toelatingen voor onbepaalde duur. Er moet bijgevolg geen nieuwe aanvraag worden ingediend.
20. Moet men gekend zijn bij het FAVV als men slechts af en toe levensmiddelen vervaardigt en/of te koop aanbiedt ?
Artikel 2, § 2, 1° bepaalt dat de verplichte registratie, toelating of erkenning niet van toepassing is op: operatoren die handelen zonder winstoogmerk of in het algemeen belang, in de hoedanigheid van verenigingen en organisaties die in het belang van hun vereniging of organisatie een activiteit, maximaal 5 keer per jaar en met een totale duur van maximum 10 dagen uitoefenen.
Het moet hierbij dus gaan om :
- verenigingen of organisaties zonder winstgevend doel waarbij de activiteit zelf wel degelijk winstgevend kan zijn en;
- ten hoogste 5 activiteiten gedurende maximaal 10 dagen per jaar.
In alle andere gevallen dient al naar het geval een registratie, toelating of erkenning te worden aangevraagd.
21. Moeten bedrijven die seminaries, opleidingen, vergaderingen organiseren of daartoe hun lokalen ter beschikking stellen en die voor de maaltijden beroep doen op een cateringbedrijf of een traiteur zich laten registreren en in voorkomend geval een toelating aanvragen ?
Indien de eigenaar of de exploitant van deze lokalen op één of andere wijze tussenkomt in de verpakking, opslag, vervoer, verkoop, bereiding of levering van de maaltijden moet deze inderdaad een toelating aanvragen. Wanneer de eigenaar of exploitant uitsluitend zijn infrastructuur of uitrusting beschikbaar stelt voor een traiteur of een cateringbedrijf, is geen toelating en geen registratie vereist. In beide gevallen dient de traiteur of het cateringbedrijf echter wel over een geldige toelating te beschikken. Traiteurs en cateringbedrijven die gebruik maken van de infrastructuur en uitrusting van derden dienen hierbij wel rekening te houden in hun autocontrolesysteem.
22. Moeten vervoerders die uitsluitend als dienstverlener in opdracht van een operator handelen, zich eveneens laten registreren ?
De transportfirma of de operator die eigenaar is van de container of van de aanhangwagen blijft verantwoordelijk voor het vervoerde product, tenzij de schriftelijke overeenkomst tussen de tractionnair en de transportfirma of de operator die eigenaar is van de container of de aanhangwagen uitdrukkelijk het tegendeel bepaalt. Wanneer het contract de verantwoordelijkheid ten aanzien van het vervoerde product bij de tractionnair legt (bijvoorbeeld voor koeltransport, dierenvervoer, enz.), moet de tractionnair geregistreerd zijn bij het FAVV.
23. Moeten houtzagerijen, andere verwerkingsbedrijven van hout of een houthandelszaken (met inbegrip van de invoer en de uitvoer) geregistreerd worden ?
Deze bedrijven moeten niet geregistreerd worden met uitzondering van :
- de bedrijven die hout bewerken van Platanus, onderworpen aan en fytosanitair paspoort (zie KB van 10/08/2005 bijlage V.A.I. punt 1.7): in dit geval moeten zij een erkenning aanvragen voor de aflevering van fytosanitaire paspoorten;
- de bedrijven die verpakkingshout produceren of behandelen dat aan de ISPM 15 norm beantwoordt;
- de uitvoerders: indien zij producten uitvoeren waarvoor de aflevering van een fytosanitair certificaat geëist wordt door het land van bestemming;
- de invoerders: indien zij producten invoeren die onderworpen zijn aan de fytosanitaire controle bij het binnenbrengen in de Europese Unie.
24. Moet er voor jeugdkampen/speelpleinwerking tijdens de schoolvakanties een registratie of toelating gevraagd worden ?
In het geval van voor kinderen of jongeren georganiseerde activiteiten, zoals sport- en taalkampen en speelpleinwerking, die tijdens de schoolvakanties georganiseerd worden, moet geen registratie bij het FAVV gebeuren als alleen dranken en tussendoortjes (bijv. fruit of koek) gegeven worden en er dus geen sprake is van bereiding. Niettemin moeten de initiatiefnemers steeds alle nodige voorzorgen nemen wat hygiëne betreft; zeker aangezien jonge kinderen een voor voedsel(toxi)-infecties bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep vormen. Zo moet er bijvoorbeeld bijzondere aandacht geschonken worden aan o.m. het correct bewaren (vb. gekoeld bij de juiste temperatuur) van levensmiddelen en aan de persoonlijke hygiëne (zoals handen wassen). Zie ook vraag 37.
Indien een melkautomaat (vb. op een hoeve, in het centrum van een stad/dorp, …) geïnstalleerd wordt, dient hiervoor voorafgaand een toelating afgeleverd te worden door het Agentschap. De activiteit "melkautomaat" kan echter impliciet zijn aan een reeds afgeleverde registratie of toelating (vb. boerderij - melkproductie, boerderij - hoevezuivel, ...). Een specifieke toelating is in dat geval dus niet nodig. Raadpleeg voor de zekerheid de activiteitenfiches: http://www.favv.be/erkenningen/activiteiten/fiches/.
26. Worden mestverwerkers beschouwd als operatoren onder de controlebevoegdheid van het FAVV en worden zij bijgevolg onderworpen aan heffingen ?
Indien een mestverwerker fabrikant is van een meststof, bodemverbeterend middel, teeltsubstraat, zuiveringsslib of elk ander product waaraan een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie wordt toegeschreven, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, dan valt hij onder de controlebevoegdheid van het Agentschap en is hij onderworpen aan heffingen in het kader van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende heffingen. Wat deze heffingen betreft zal, indien meer dan één activiteitsector van toepassing is op de vestigingseenheid, enkel de variabele heffing voor de economisch belangrijkste activiteit worden betaald. In de praktijk zal bovenstaande operator als hoofdactiviteit waarschijnlijk de primaire productie hebben en slechts voor deze activiteit een variabele heffing dienen te betalen.
Mestverwerkers mogen enkel de producten in bijlage I van het bovengenoemde koninklijk besluit en de producten met een ontheffing van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (https://portal.health.fgov.be > milieu > Chemische stoffen > Meststoffen), verhandelen als meststof, bodemverbeterend middel of teeltsubstraat.
Het genoemde koninklijk besluit van 7 januari 1998 is niet van toepassing op vruchtbaarmakende stoffen of bodemverbeterende middelen die van natuurlijke voortbrengselen van de hoeve voortkomen, mits deze in hun natuurlijke staat worden verkocht. Onbewerkte mest, fysisch gescheiden mest en met stallucht gedroogde mest worden beschouwd als natuurlijke voortbrengselen van de hoeve.
Deze producten mogen evenwel geen giftige en andere schadelijke stoffen of schadelijke organismen bevatten dan in hoeveelheden zodanig dat ze geen nadelige invloed kunnen uitoefenen op de bodem, de teelten en de gezondheid van mensen en dieren, wanneer deze producten in normale doses en oordeelkundig gebruikt worden.
Wat dit laatste betreft, heeft het Agentschap een controlebevoegdheid. Een mestverwerker die aan deze uitzondering voldoet is in deze hoedanigheid niet onderworpen aan heffingen.
Een mestverwerker die niet aan bovenstaande uitzondering voldoet, dient te beschikken over een erkenning in het kader van het Koninklijk Besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Voorbeelden:
- Een mestverwerker die over een ontheffing van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu beschikt voor het verhandelen van een meststof, bodemverbeterend middel of teeltsubstraat valt onder de controlebevoegdheid van het Agentschap, is in deze hoedanigheid onderworpen aan een variabele heffing indien dit zijn economisch belangrijkste activiteit is en dient over een erkenning van het Agentschap te beschikken.
- Een fabrikant van gedroogde mest (onder voorwaarde dat de mest thermisch gedroogd is): gedroogde mest bevindt zich in bijlage 1, hoofdstuk III A van het Koninklijk Besluit van 7 januari 1998. De fabrikant valt dus onder de controlebevoegdheid van het Agentschap, is in deze hoedanigheid onderworpen aan een variabele heffing indien dit zijn economisch belangrijkste activiteit is en dient over een erkenning van het Agentschap te beschikken.
- Scheiding van mest in een dunne en een dikke fractie: fysisch gescheiden mest valt niet onder het toepassingsgebied van het bovengenoemde koninklijk besluit. De fabrikant valt enkel onder de controlebevoegdheid van het Agentschap wat betreft de giftige en schadelijke stoffen en schadelijke organismen, is in deze hoedanigheid niet onderworpen aan heffingen en dient niet over een erkenning van het Agentschap te beschikken.
27. Graanhandel
Graanhandelaars die uitsluitend granen verhandelen die bestemd zijn voor veevoeders dienen zich slechts te laten registreren. Wanneer zij echter ook granen verhandelen voor de menselijke consumptie dienen zij hiertoe over een toelating te beschikken.
28. Paarden
De operator die een van de hierna volgende activiteiten met eenhoevigen (paarden, ezels, …) uitvoert, wordt beschouwd als zijnde een operator in de voedselketen, waarop het KB van 16/01/2006 van toepassing is.
Zij dienen zich voorafgaandelijk aan het uitvoeren van deze activiteiten als operator bij het FAVV te laten registreren en naargelang het geval een aanvraag in te dienen voor het bekomen van een toelating of erkenning van de inrichting van waaruit deze activiteit wordt uitgevoerd.
Activiteit | R/T/E* |
Het houden van eenhoevigen met als doelstelling: Productie en verkoop van rauwe melk |
R |
|
R |
|
R |
De bewerking / verwerking van de zelf geproduceerde paardenmelk: |
|
|
T |
|
E |
Het houden van eenhoevigen met als doelstelling: Productie van vlees. Hier wordt wel degelijk een activiteit bedoeld die specifiek gericht is op het houden van de paarden voor de productie van vlees (aankoop met het oog op vetmesting en slachting). Het houden van paarden (eenhoevigen) voor sport, recreatie, ….. en waarvan het paspoort vermeldt dat ze NIET zijn uitgesloten voor de voedselketen, wordt niet automatisch beschouwd als gehouden voor de productie van vlees. |
R |
De handel in eenhoevigen met het oog op slachting (veehandelaar) al dan niet met gebruik van een handelaarstal. |
R E |
Het verzamelen van eenhoevigen met het oog op slachting (veemarkt). |
E |
Het commercieel vervoer van paarden. |
T |
Het slachten van paarden. |
E |
Spermacentra voor paarden: het winnen, behandelen, bewaren en de opslag van sperma van paardachtigen bestemd voor het intracommunautair handelsverkeer. Hieronder vallen uitsluitend de activiteiten met het oog op de intracommunautaire handel of handel met derde landen. Voor activiteiten die uitsluitend betrekking hebben op de nationale handel, dient men zich in regel te stellen met de uitrustingsvoorwaarden en minimumeisen die worden opgelegd door de Gewesten. |
E |
Embryoteam voor paardachtigen: het verzamelen, behandelen, de overplanting en de opslag van embryo’s van paardachtigen voor het intracommunautair handelsverkeer. |
E |
* R (registratie) – T (toelating) – E (erkenning)
Tuinaannemers die zich uitsluitend bezighouden met het onderhouden van parken, tuinen en groenvoorzieningen moeten niet bekend zijn bij het Agentschap. Ze moeten wel geregistreerd zijn indien zij handel drijven in producten. Wanneer zij echter plantenpaspoorten dienen af te leveren, moeten zij daartoe over een erkenning van het Agentschap beschikken.
30. Moeten kinderdagverblijven die zich beperken tot het opwarmen van zuigflessen en/of potjes over een registratie of een toelating beschikken?
Alle voorzieningen voor de groepsopvang van baby’s en peuters die maaltijden of dranken aanbieden aan kinderen dienen te beschikken over een toelating afgeleverd door het Agentschap, met uitzondering van
- kinderopvang(st)ers die volgens de reglementering van de Franse Gemeenschap erkend zijn;
- onthaalouders die volgens de reglementering van de Vlaamse Overheid erkend zijn; en
- opvangvaders en –moeders die volgens de reglementering van de Duitstalige Gemeenschap erkend zijn.
31. Moet een vestigingseenheid van de transformatiesector die rechtstreeks producten verkoopt aan haar personeelsleden die activiteit (detailhandel) melden aan het Agentschap?
Neen.
32. Moet een vestigingseenheid in de transformatiesector die haar producten ook rechtstreeks verkoopt aan de consument die activiteit (detailhandel) melden aan het Agentschap?
Neen, als die gebeurt zonder bijkomende infrastructuur en inrichting voor deze activiteit (vb. winkelruimte).
Ja, als zij deze producten verkoopt in een speciaal daarvoor voorziene infrastructuur of met specifieke inrichtingen §vb. winkelruimte). In dat geval moet een activiteit in de detailhandel aan het FAVV worden gemeld.
33. In welke geval moet een operator, in de B2B sector, die in één verkoopseenheid verwerkte levensmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong op de markt brengt, beschikken over een erkenning?
- De operator A vervaardigt zijn eigen ham vanuit vers vlees, die hij verder samen brengt met een levensmiddel van plantaardige oorsprong en tot slot het totaal verpakt in één verkoopseenheid: een erkenning is vereist.
- De operator A koopt gekookte ham (al verwerkt) van een operator B (erkend), hij verwijdert de onmiddellijke verpakking van de ham, versnijdt deze (eventueel) en brengt deze in fysieke contact met een levensmiddel van plantaardige oorsprong (bv: vervaardiging pizza) en tot slot verpakt hij het totaal in één verkoopseenheid: een erkenning is niet vereist.
- De operator A koopt gekookte ham (al verwerkt) van een operator B (erkend), hij verwijdert de onmiddellijke verpakking van de ham, versnijdt deze (eventueel) en brengt deze samen, zonder fysieke contact met een levensmiddel van plantaardige oorsprong (bv: individueel verpakking van ham, kaas en koekjes) in één verkoopseenheid: een erkenning is vereist.
- De operator A koopt gekookte ham (al verwerkt) van een operator B (erkend), hij verwijdert de onmiddellijke verpakking van de ham niet en brengt deze samen (zonder fysieke contact) met een levensmiddel van plantaardige oorsprong in één verkoopseenheid: een erkenning is niet vereist.
34. Moeten personen die in groep koken geregistreerd zijn bij het FAVV?
- Leerlingen in groep die op school enkel koken voor de groep zelf moeten niet geregistreerd zijn bij het FAVV. Daarbij speelt het geen rol wie de ingrediënten aankoopt en / of meebrengt (vb. leerkracht, derde). Indien deze groep leerlingen kookt voor andere leerlingen van de school, dan moet wel een toelating aangevraagd worden tenzij het gaat om een sporadische activiteit.
- Instellingen (vb. leefgroepen in druginterventiecentra, psychiatrische instellingen, opvangtehuizen, vluchthuizen, doorgangshuizen, rusthuizen, religieuze gemeenschappen …) waar de patiënten of bewoners samenwonen en zelf met een kleine groep onder begeleiding voor de eigen groep patiënten/bewoners koken , al dan niet in het kader van een therapie, moeten niet geregistreerd zijn bij het FAVV. Ook hier speelt het geen rol wie de ingrediënten aankoopt en / of meebrengt.
-
Een belangrijke kanttekening hierbij is dat de patiënten/bewoners sterk betrokken moeten zijn bij het bereiden van de maaltijden en dat bijvoorbeeld de tafel dekken of afruimen niet volstaat.
- Brandweerkazernes waar de brandweermannen voor zichzelf en voor hun collega’s koken, vallen onder de privésfeer en voor deze activiteit moet men dus niet geregistreerd zijn bij het FAVV.
- Jeugdbewegingen die in het kader van de jaarlijkse werking met een groep als activiteit een maaltijd bereiden (vb. pannenkoeken bakken) en deze met de jeugdbeweging zelf opeten, moeten niet geregistreerd zijn bij het FAVV.
35. Moeten organisatoren van kook-workshops geregistreerd zijn bij het FAVV?
Kook–workshops, al dan niet bij particulieren thuis, waar de deelnemers de maaltijden zelf consumeren, vallen onder de privésfeer en hiervoor dient men dus geen registratie bij het FAVV aan te vragen.
36. Moeten personen die bij mensen thuis komen koken geregistreerd zijn bij het FAVV?
Wanneer er wordt gekookt bij mensen thuis, bijvoorbeeld door een huishoudhulp, valt dit onder de privésfeer en hiervoor dient men dus geen registratie bij het FAVV aan te vragen.
Thuiskoks die maaltijden bereiden, deze serveren bij de mensen thuis en die zelf volledig of gedeeltelijk de levensmiddelen voorzien, zijn operatoren in de voedselketen en moeten bijgevolg over een toelating beschikken (Fiche DIS ACT 025: Traiteur).
Thuiskoks die geen levensmiddelen bij hun thuis bereiden en /of bewaren en die enkel wat materiaal ( borden, bestek potten en pannen ) meebrengen, vallen onder de privésfeer en dienen zich niet te registreren bij het FAVV.
37. Moeten jeugdbewegingen gedurende het jaar of op kamp geregistreerd zijn bij het FAVV?
Een jeugdbeweging (vb. scouts, chiro, KSA…) moet zich niet registreren voor het geven van dranken en tussendoortjes (bijv. fruit of koek) aan de leden in het kader van de jaarlijkse werking. Voor activiteiten in de voedselketen die georganiseerd worden om geld in te zamelen, bijvoorbeeld een mosselsouper of spaghetti-avond om geld in te zamelen voor het kamp, zie vraag 20.
Ouders en andere vrijwilligers die meegaan met jeugdbewegingen op kamp, inclusief weekends, om de maaltijden voor de kinderen te bereiden, moeten niet geregistreerd zijn bij het FAVV.
38. Welke activiteit moet een ijsfabrikant aangeven?
Een ijsfabrikant moet volgende activiteit aangeven:
- Plaatscode : PL43 Fabrikant
- Activiteitcode : AC39 Vervaardiging of (opnieuw) onmiddellijk verpakken
- Productcode : PR26 Andere levensmiddelen
Indien rauwe melk wordt gebruikt als grondstof voor deze productie en de operator niet beschikt over een erkenning als melkinrichting, moet de operator bijkomend aangeven:
- Plaatscode : PL43 Fabrikant
- Activiteitcode : AC41 Vervaardiging om in de handel te brengen
- Productcode : PR53 Levensmiddelen op basis van rauwe melk
Indien de operator over een erkenning als melkinrichting beschikt, wordt deze laatste activiteit als impliciet beschouwt, en moet dit niet aangegeven worden.
39. Moeten de inrichtingen die over een erkenning verwerking van «vlees 1.1.5, 1.2.1», «visserijproducten 3.4, 3.5», of «zuivel 4.1» beschikken, eveneens over een bijkomende, specifieke erkenning beschikken indien ze rauwe eieren (5.3) en/of rauwe melk (4.3) gebruiken?
Nee, dit gebruik is impliciet en werd reeds opgenomen in de erkenningen transformatie van «vlees 1.1.5, 1.2.1», «visserijproducten 3.4, 3.5», of «zuivel 4.1». Dit in tegenstelling tot de inrichtingen die niet over een van bovengenoemde erkenningen beschikken en die rauwe eieren of rauwe melk gebruiken. Zij moeten van het Agentschap een specifieke erkenning verkrijgen voor de productie en het in de handel brengen van levensmiddelen op basis van rauwe eieren (5.3) en/of voor de productie en het op de markt brengen van levensmiddelen op basis van rauwe melk (4.3).
40. Vereist het ter beschikking stellen van warme en/of koude drankautomaten voor klanten in een detailhandel, de aangifte van een activiteit Horeca bij het Agentschap?
Neen. Indien een operator in de detailhandel warme en/of koude dranken (koffie, thee, water,…) ter beschikking stelt aan zijn klanten via automaten, is het niet nodig de activiteit Horeca bovenop zijn activiteit als detailhandel te melden.
41. Moet een operator die rauwe melk rechtstreeks aankoopt bij een boerderij een specifieke activiteit aan het Agentschap melden?
Ja, de operator moet een activiteit van koper van melk melden en een specifieke toelating krijgen. De volgende activiteit(en) moet(en) worden opgegeven: PAP Koper rauwe melk anders dan koe (PL2-AC4-PR86) en/of PAP Koper rauwe melk van koe (PL2-AC4-PR87).
42. Wat zijn de vereisten in het geval een levensmiddelenbedrijf voeding produceert en deze aan zijn personeel (en genodigden) aanbiedt om in het bedrijf te consumeren?
Het bedrijf dat de producten die het vervaardigt om ze aan klanten te verkopen, aan zijn personeel aanbiedt, moet geen aangifte doen van de activiteit grootkeuken als de producten in het bedrijf door personeelsleden worden opgegeten.
Het ligt anders als de producten specifiek worden vervaardigd of bereid om in het bedrijf door het personeel te worden verbruikt. In dat geval moet een bijkomende activiteit worden gemeld. Is de specifieke bereiding enkel bestemd voor het personeel en genodigden, dan is de activiteit grootkeuken van toepassing: PAP Andere grootkeuken (enkel distributie van maaltijden) (PL6-AC30-PR152) of PAP Andere grootkeuken (bereiding - distributie maaltijden) (PL6-AC66-PR152).
43. Moet de aanwezigheid van een "beenhouwerijafdeling" in een detailhandelszaak (hypermarkt, supermarkt, superette, buurtwinkels, kruidenierszaken) specifiek worden aangegeven bij het FAVV?
Dit is niet nodig indien men zich beperkt tot de verkoop van voorverpakt vlees of het portioneren en versnijden van vleesproducten (charcuterie). Ook het maken van vleessalade met de restjes van de versneden charcuterie vereist geen extra activiteit.
Indien deze beperking niet opgaat, moet de beenhouwerijafdeling worden aangegeven als PAP Vleeswinkel (PL9-AC96-PR168).
44. Wie moet over een toelating/erkenning beschikken bij het gebruik van een mobiele installatie ?
Een mobiele installatie moet worden ingesloten in de toelating/erkenning van de operator die er
gebruik van maakt. Mogelijke voorbeelden:
a) De mobiele installatie is een marktkraam waar de eigenaar van de installatie uitsluitend
zelf gebruik van maakt. Deze operator beschikt over de nodige toelating/erkenning voor
het uitvoeren van de activiteit (bijv. ambulante vleeswinkel, ambulante
drankgelegenheid…).
b) Een aanhangwagen met infrastructuur voor versnijding van vlees wordt gedurende enkele
weken bij een uitsnijderij geplaatst als uitbreiding van een bestaande uitsnijderij. Het zijn
de werknemers van de uitsnijderij die er tijdelijk activiteiten in zullen uitvoeren. Deze
aanhangwagen moet worden opgenomen in de erkenning van de uitsnijderij die de
aanhangwagen tijdelijk in gebruik neemt. Het gebruik van deze aanhangwagen moet
gedekt worden door een risicoanalyse en worden opgenomen in het autocontrolesysteem
van de uitsnijderij.
c) Een mobiele fruitpers wordt verplaatst tussen verschillende operatoren die de fruitpers
zelf bedienen. Voor het gebruik van de fruitpers moeten de operatoren over de gepaste
toelating beschikken, ze nemen hiervoor de verantwoordelijkheid. Een analyse van de
risico’s, verbonden aan het delen van de fruitpers, wordt opgenomen in de
autocontrolesystemen van alle betrokken operatoren.
d) Een operator beschikt over een mobiele fruitpers. Hij gaat langs bij operatoren die fruit
kweken en perst voor hen het fruit. Omdat de eigenaar van de fruitpers zelf de fruitpers
bedient, moet hij beschikken over een toelating voor het uitvoeren van deze activiteit. Het
uitbesteden van het persen moet in rekening gebracht worden in het autocontrolesysteem
van de operatoren die het fruit telen.
45. Welke voorwaarden moeten worden nageleefd om een gemeenschappelijke infrastructuur te kunnen gebruiken ?
Onder “infrastructuur” wordt een lokaal/lokalen –alsook de eventuele uitrusting – verstaan die
word(t)(en) gebruikt om een activiteit uit te oefenen die onder de bevoegdheid van het FAVV valt en
zich op een precies adres bevindt. Dit wordt in de wetgeving van het FAVV een "inrichting" genoemd
(bijvoorbeeld: een winkel, een productiehal...).
De operator moet geregistreerd zijn en moet, zo nodig en naargelang de activiteit die hij uitoefent,
een erkenning of een toelating aanvragen voor zijn inrichting. De inrichting moet beantwoorden aan
de wettelijke/reglementaire vereisten en de operator die een erkenning/toelating aanvraagt, is de
verantwoordelijke voor de inrichting (zowel wat de infrastructuur als de exploitatievoorwaarden
betreft: hygiëne...). Deze verantwoordelijke wordt de "exploitant" genoemd.
Wanneer een inrichting wordt gebruikt door meerdere operatoren zijn er 2 mogelijkheden :
1) Een operator dient de aanvraag voor erkenning/toelating in en neemt de
verantwoordelijkheid voor de inrichting op zich (als exploitant). Andere operatoren die in
deze inrichting werken, moeten dezelfde activiteit aangeven als de exploitant, maar ze
werken "onder de erkenning/toelating" of doorgaans onder de verantwoordelijkheid van de
exploitant. Alle operatoren die werken in deze inrichting moeten bij de KBO over een VEN
(vestigingseenheidnummer) op hetzelfde adres (= het adres van de inrichting) beschikken.
2) Iedere operator dient een eigen aanvraag voor erkenning/toelating in: de activiteiten mogen
echter enkel worden uitgevoerd met een adequate scheiding van de activiteiten en de
producten in de tijd of in de ruimte. Alle betrokken operatoren moeten op dit adres ook
beschikken over een VEN.
In beide mogelijkheden is iedere exploitant verantwoordelijk voor de naleving van de wettelijke
voorschriften die van toepassing zijn op zijn inrichting.
Bij problemen zijn maatregelen mogelijk die het gebruik van de infrastructuur voor één of meerdere
operatoren beperken (in functie van het type besmetting (fysisch, chemisch, (micro-)biologisch), in
functie van het type van het probleem met de hygiëne…; de concrete maatregel zal afhangen van
een beoordeling geval per geval, uitgevoerd door het Agentschap).
De operator die houder is van de toelating of erkenning zal steeds het voorwerp uitmaken van de
juridische maatregel. Afhankelijk van de situatie kan ook een maatregel genomen worden ten
opzichte van de operator die werkt onder de toelating/erkenning van de exploitant.
De intrekking van een erkenning/toelating naar aanleiding van de vaststelling van problemen i.v.m.
de infrastructuur van de inrichting heeft betrekking op alle operatoren die actief zijn in deze
infrastructuur : geen enkele operator zal nog de toelating krijgen om in de infrastructuur te werken
(dit heeft betrekking op alle activiteiten die worden uitgevoerd in de infrastructuur die wordt gedekt
door de erkenning/toelating waarop de intrekking betrekking heeft).
Een laatste belangrijk punt: het is van weinig belang wie de eigenaar van de infrastructuur is. Indien
de eigenaar de lokalen enkel verhuurt, moet hij geen FAVV-activiteit aangeven. Maar indien hij een FAVV-activiteit uitvoert, wordt hij beschouwd als een operator en is hij onderworpen aan dezelfde
regels als elke andere operator.
46. Moet een school of buitenschoolse opvang die een enkel tussendoortje zoals fruit of koeken verdeelt aan de kinderen of jongeren over een registratie of toelating beschikken?
Indien de school of buitenschoolse opvang een stuk fruit (bijvoorbeeld in het kader van een schoolfruitactie) of een koek, gratis of tegen kostprijs, verdeelt aan de leerlingen als tussendoortje wordt dit beschouwd als een activiteit binnen de klasomgeving. De kinderen eten het fruit bijvoorbeeld in groep op in de klas of tijdens de speeltijd. De school of buitenschoolse opvang moet in dergelijke gevallen niet over een registratie of toelating beschikken voor deze activiteit. Dit geldt ook wanneer een leerkracht of andere medewerker van de school of buitenschoolse opvang de kinderen moet helpen met het fruit door het bijvoorbeeld te schillen of in partjes te snijden. Niettemin is het noodzakelijk te benadrukken dat de school of buitenschoolse opvang de nodige voorzorgen in acht moet nemen met betrekking tot de hygiëne en correcte bewaring van de producten. Daarenboven moeten producten afkomstig zijn van een leverancier die bij het FAVV geregistreerd is.
Deze uitzondering op de registratieplicht is niet van toepassing voor de scholen en buitenschoolse opvang die andere producten verdelen, zoals bijv. kaas, boterhammen, soep…
47. Moet een uitbater van een B&B, vakantiehuis of vakantielogies die levensmiddelen aanbiedt aan zijn gasten over een registratie of een toelating beschikken ?
Alle operatoren die in België actief zijn in de voedselketen moeten bij het Voedselagentschap (FAVV) gekend zijn en dus geregistreerd zijn.
De uitoefening van bepaalde activiteiten vereist bovendien een toelating of een erkenning.
Indien de uitbater van een B&B, vakantiehuis of vakantielogies enkel voor het ontbijt zorgt, dan volstaat een gewone registratie. Indien hij daarentegen ook andere maaltijden aanbiedt, dan volstaat de registratie niet, in dat geval is een toelating vereist.
48. Moeten platformen die instaan voor het vervoer van maaltijden van restaurants aan consumenten geregistreerd zijn bij het FAVV?
Platformen die instaan voor levering/vervoer van maaltijden van restaurants aan consumenten moeten geregistreerd zijn bij het FAVV en de activiteit “Vervoer levensmiddelen onder gecontroleerde temperatuur en/of atmosfeer” (ACT 353)
aangeven. De platformen zijn namelijk verantwoordelijk voor het vervoer van levensmiddelen waarbij een bepaalde “gekoelde” of “warme” temperatuur van de levensmiddelen wordt nagestreefd (het onderhouden van de koude keten of de warme keten).
De jaarlijkse FAVV heffing wordt voor deze platformen berekend volgens de tarieven (http://www.favv.be/professionelen/financiering/heffingen/) van de sector transport en dit op basis van het aantal zendingen per jaar.
49. Mag een slager onder zijn toelating vleeswinkel een karkas uitsnijden voor derden (dienstverlening)?
Nee. Slagers die willen uitsnijden voor derden kunnen dit niet doen onder de toelating 2.1 vleeswinkel, maar moeten om deze activiteit te kunnen uitvoeren beschikken over de erkenning 1.1.2 uitsnijderij.
50. Waarom kan de activiteit van het uitsnijden voor derden niet onder de ‘30%, 80km-regel’ uitgevoerd worden?
Met de ‘30%, 80km-regel’ wordt verwezen naar de invulling van wat in de EU-regelgeving als lokaal, marginaal en beperkt wordt beschreven en bepaalt welke operatoren vrijgesteld zijn van een erkenning. De regel wordt beschreven in het koninklijk besluit van 13 juli 2014 betreffende levensmiddelenhygiëne (KB H1). De regel verwijst naar de verhandeling van producten, niet naar andere activiteiten. De activiteit van uitsnijden voor derden kan enkel onder de erkenning 1.1.2. uitsnijderij uitgevoerd worden en niet onder de toelating 2.1 van vleeswinkel.
Voor bijkomende info, kan het Richtsnoer bij de implementatie van het koninklijk besluit van 13 juli 2014 betreffende levensmiddelenhygiëne geraadpleegd worden op de website van het FAVV. Hierin wordt artikel 25 van het KB bijkomend geduid (cf. p. 8 – 11) en is een beslissingsboom voor de implementatie van artikel 25 te raadplegen (cf. p. 15) opgenomen.
51. Is een tussenoplossing mogelijk tussen een toelating en een erkenning?
Nee. Als de activiteit van de operator uitbreidt tot buiten de scope van de wettelijk vastgelegde versoepelingen, dan moet de operator een erkenning aanvragen vóór hij de nieuwe activiteit start.
52. Mag een slager in dienstloon gaan uitsnijden bij een andere slager?
Ja, de slager (A) werkt in dit geval als dienstverlener bij de operator die hem inhuurt (B). Het versnijden vindt plaats in de vestigingseenheid van B, voor rekening van B, en het is dan ook B die de verantwoordelijkheid draagt voor de productie. Operator B moet op zijn vestigingseenheid dan ook over de nodige toelating (of erkenning indien van toepassing) beschikken.
53. Mag een slager vlees, dat hij zelf versneden heeft, laten verwerken bij erkend bedrijf?
Nee. Indien een slager aan het slachthuis volledige karkassen aankoopt en hiervan deelstukken/vlees (zoals een ham) wil laten verwerken bij een erkend bedrijf (vb. een rokerij), dan mag de slager dit karkas niet zelf versnijden en vervolgens naar de erkende verwerker brengen.
Indien de slager vlees (vb. hammen) van het karkas wil laten verwerken (vb. roken) door het erkend bedrijf, moet hij het vlees laten uitsnijden in een erkend bedrijf (vb. een uitsnijderij of de rokerij zelf) vóór de rest van het karkas naar de slagerij gebracht wordt.
Toegelaten flow voor het voorbeeld van een gerookte ham:
Slachthuis --> (uitsnijderij) --> rokerij --> slagerij
54. Mag een slager karkassen vervoeren?
Ja, dit enkel voor het transport met een geschikt vervoermiddel van zijn eigen karkassen.
Indien hij karkassen voor derden wenst te vervoeren, moet hij de bijkomende registratie gekoeld vervoer levensmiddelen aanvragen (ACT 353).
55. Kan een veehouder een dier, waarvan het vlees bestemd is voor verkoop aan de eindgebruiker op de boerderij, laten slachten in een erkend slachthuis? Op wiens naam moet dit dier worden geslacht?
Om deze vraag beter te kunnen beantwoorden, is het nodig om te verduidelijken over welke toelating(en) de operator beschikt deze verkoop beoogd.
Zo kan een veehouder die alleen een toelating 9.1 boerderij - varkens (ACT 051)
heeft, geen varkensvlees verkopen. Hij heeft een bijkomende toelating nodig.
Wanneer de veehouder een hoevewinkel heeft, toelating 1.1 detailhandel levensmiddelen < 3 maand (ACT 376)
, kan hij een dier onder zijn naam laten slachten, laten uitsnijden en verpakken in een erkende uitsnijderij en voorverpakt vlees verkopen in zijn hoevewinkel.
Als de veehouder een hoeveslagerij heeft, toelating 2.1 vleeswinkel (ACT 030)
, kan hij het dier onder zijn naam laten slachten, in zijn eigen slagerij versnijden en het vlees dat hij heeft versneden, verkopen.
56. Welke activiteit moet een operator die meel maalt voor rechtstreekse verkoop aan de consument aangeven?
De activiteit van een operator die enkel meel maalt (bijvoorbeeld in een historische molen) voor rechtstreekse verkoop aan de consument valt onder “detailhandel met verwerking”. Ook indien deze operator voldoet aan de voorwaarden voor lokaal, marginaal en beperkt (zie vraag 50) blijft zijn activiteit “detailhandel met verwerking”. Als de operator niet aan deze voorwaarden voldoet, moet hij de activiteit “maalderij” aangeven.
Zie ook vraag 20 van deze FAQ “Moet men gekend zijn bij het FAVV als men slechts af en toe levensmiddelen vervaardigt en/of te koop aanbiedt?”.
Zie ook vraag 45 "Welke voorwaarden moeten worden nageleefd om een gemeenschappelijke infrastructuur te kunnen gebruiken" als meerdere molenaars gebruik maken van de infrastructuur van de molen.
57. Welke activiteit moet een operator die bier brouwt voor rechtstreekse verkoop aan de consument aangeven?
De activiteit van een operator die enkel bier brouwt voor rechtstreekse verkoop aan de consument valt onder “detailhandel met verwerking”. Ook indien deze operator voldoet aan de voorwaarden voor lokaal, marginaal en beperkt (zie vraag 50) blijft zijn activiteit “detailhandel met verwerking”. Als de operator niet aan deze voorwaarden voldoet, moet hij de activiteit “brouwerij” aangeven.
Als men in een eetgelegenheid bier brouwt om ter plaatse aan de consument te serveren of zelf te gebruiken in gerechten moet men geen bijkomende detailhandelsactiviteit aangeven.
Zie ook vraag 20 van deze FAQ “ Moet men gekend zijn bij het FAVV als men slechts af en toe levensmiddelen vervaardigt en/of te koop aanbiedt ?”.
58. Moet een persoon die zijn materiaal/infrastructuur gebruikt om een handeling uit te voeren gelinkt aan een activiteit met levensmiddelen van plantaardige oorsprong aangeleverd door een consument gekend zijn bij het FAVV?
Een persoon die zijn materiaal/infrastructuur gebruikt om een activiteit met levensmiddelen van plantaardige oorsprong uit te voeren in opdracht van een consument, moet niet gekend zijn bij het FAVV op voorwaarde dat alle benodigde grondstoffen aangeleverd worden door de consument (zonder dat de eigenaar van het materiaal/de infrastructuur zelf iets toevoegt), de levensmiddelen na de activiteit 100% bestemd zijn voor deze consument en in geen geval in de handel gebracht worden. De activiteit kan plaatsvinden in een privéwoning of in de inrichting van deze persoon.
Enkele voorbeelden:
a) Een persoon die beschikt over een (mobiele) fruitpers en hiermee fruit dat wordt aangeleverd door een consument perst, moet niet gekend zijn bij het FAVV op voorwaarde dat:
- de consument 100% van het fruit levert;
- aan de sappen niets wordt toegevoegd (bv. conserveermiddelen, suiker, ...) dat niet aangeleverd werd door de consument ;
- het sap niet verkocht of gedistribueerd wordt aan andere consumenten of operatoren, maar uitsluitend bestemd is voor de betreffende consument.
b) Een persoon die door een consument geleverde noten kraakt, moet niet gekend zijn bij het FAVV, op voorwaarde dat:
- de consument 100% van de noten levert;
- de noten niet verkocht of gedistribueerd worden aan andere consumenten of operatoren, maar uitsluitend bestemd zijn voor de betreffende consument.
c) Een persoon die bier brouwt voor een consument moet niet gekend zijn bij het FAVV, op voorwaarde dat:
- de consument 100% van de benodigde grondstoffen levert;
- het bier niet verkocht of gedistribueerd wordt aan andere consumenten of exploitanten, maar uitsluitend bestemd is voor de desbetreffende consument.
Dit geldt niet voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
59. Moeten bedrijven die smaaktesten (sensorisch onderzoek) organiseren, geregistreerd zijn bij het FAVV?
Wanneer het sensorisch onderzoek (smaaktest) wordt uitgevoerd door georganiseerde smaakpanels, d.w.z. panels van eigen werknemers of (professionele) jury’s met een vooraf bepaalde samenstelling én binnen een vooraf duidelijk omschreven proefopzet, is geen registratie vereist. In alle andere gevallen, dient men bij het FAVV gekend te zijn.
Merk op dat producten/ingrediënten die onder de Novel Food regelgeving vallen, enkel in een duidelijk omschreven proefopzet met georganiseerde smaakpanels binnen de onderneming zelf kunnen worden getest in de context van productinnovatie en -ontwikkeling. Deelnemers van het smaakpanel moeten duidelijk over de Novel Food status van de te testen producten/ingrediënten geïnformeerd worden.
Producten/ingrediënten die ingevoerd worden uit derde landen, moeten -waar van toepassing- voldoen aan de geldende invoervoorwaarden.
60. Moet een niet-professionele, niet-openbare en onbezoldigde activiteit met een sociaal en/of recreatief doel (zoals een buurtbarbeque) geregistreerd worden bij het FAVV?
Elke activiteit die onder de bevoegdheid van het Agentschap valt en door een natuurlijke persoon wordt uitgevoerd in een persoonlijke, strikt afgebakende en gelokaliseerde context, op niet-professionele, niet-openbare en onbezoldigde wijze en met een sociaal en/of recreatief oogmerk moet niet geregistreerd zijn bij het FAVV.