- Ringrot (Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus)
- Bruinrot (Ralstonia solanacearum)
- Toezicht op de aanwezigheid van bruinrot en ringrot bij aardappelen
Ringrot (Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus)
Beschrijving
Ringrot is een aardappelziekte die door de bacterie Clavibacter michiganensis spp. Sepedonicus wordt veroorzaakt. Andere soorten van dezelfde familie als aardappelen, zoals tomaten en aubergines, zijn niet gevoelig voor deze ziekte. De ziektesymptomen zijn niet altijd goed zichtbaar.
Symptomen op planten:
- verwelken, verkleuren en oprollen van de onderste bladeren (vroeg stadium) (zie foto (PDF))
- geelverkleuring tussen de nerven, verwelken van de hele plant (gevorderd stadium );
Symptomen in en op de knollen:
- eerst verglazing, later gele en vervolgens bruine verkleuring van de vaatring; (zie foto (PDF))
- bij druk komt er roomachtig bacterieslijm uit de vaatbundels ;
- in een gevorderd stadium kunnen barsten in de schil ontstaan die langs de rand roodbruin verkleuren. (zie foto (PDF))
De ziektesymptomen verschillen naargelang het aardappelras en de groeiomstandigheden. Door een secundaire infectie met schimmels of bacteriën worden de symptomen van ringrot soms niet herkend.
In veel gevallen is de ringrotbesmetting latent aanwezig. Dit betekent dat er geen ziektesymptomen onderscheiden kunnen worden en dat bovendien de infectiegraad zo laag is dat laboratoriumtests de besmetting niet altijd kunnen aantonen. Een latente infectie kan echter wel verspreid worden via pootgoed of besmet materiaal.
Ringrot betekent geen gevaar voor de volksgezondheid.
Slechts in uitzonderlijke omstandigheden gaan de knollen rotten. Schade veroorzaakt door ringrot omvat financiële en economische verliezen als gevolg van de afkeuring van partijen en exportbeperkingen.
Verspreiding
Ringrot verspreidt zich via besmet pootgoed of via machines, opslagplaatsen of ander materiaal dat in contact is geweest met besmette aardappelknollen.
De ringrotbacterie kan jarenlang overleven in (opgedroogd) bacterieslijm. De bacterie kan niet overleven in de bodem maar wel in resten van aardappelplanten en knollen.
Preventie en bestrijding
Voor de Europese Unie is de ringrotbacterie een quarantaineorganisme. Dat betekent dat alle lidstaten verplicht zijn maatregelen te treffen met het oog op het opsporen van de bacterie en het uitroeien van de ziekte. De maatregelen zijn vastgelegd in richtlijn 93/85/EEG
Om verspreiding van de ringrotbacterie te vermijden, zijn de volgende punten van belang:
- Gecertificeerd pootgoed of gecontroleerd pootgoed van eigen productie planten;
- Hygiëne bij het bedrijfsbeheer : veelvuldig reinigen en ontsmetten (erkende ontsmettingsmiddelen op basis van quaternaire ammoniumverbindingen, samengestelde chloorverbindingen of peroxiden) van materiaal en machines die bij de aardappelproductie worden gebruikt ;
- Bestrijden van aardappelopslag in velden waar geen aardappelen geteeld worden;
- Organisch landbouwafval composteren of vergisten alvorens het op landbouwgrond te brengen.
De te nemen maatregelen in geval van besmetting,zijn weergegeven in de rubriek Maatregelen.
Situatie in België
Er werd sinds 2003 geen enkele nieuwe besmetting meer vastgesteld in de Belgische productie.
Maatregelen
Als in het kader van het monitoringsprogramma of na een melding uit het buitenland, een partij aardappelen besmet wordt verklaard, stelt het FAVV een onderzoek in om de herkomst en verspreiding ervan in kaart te brengen. Het bepalen van het statuut van een partij of een perceel gebeurt aan de hand van beslissingsbomen (zie hieronder). In deze schema's staat B voor besmet, WB voor waarschijnlijk besmet en V voor vrij.
Alle partijen die in het kader van het onderzoek naar aanleiding van een besmetting als "waarschijnlijk besmet" worden verklaard worden getest. Als de test positief is, worden ook deze partijen "besmet" verklaard; als de test negatief is blijven zij "waarschijnlijk besmet" omdat niet uitgesloten kan worden dat ze latent geïnfecteerd (besmetting kan niet altijd gedetecteerd worden bij een zeer lage besmettingsgraad) zijn.
- Beslissingsboom statuut pootgoed (PDF)
- Beslissingsboom statuut consumptieaardappelen (PDF)
- Beslissingsboom statuut perceel (PDF)
De maatregelen die gelden voor besmette, waarschijnlijk besmette en andere partijen en percelen staan kort weergegeven in onderstaande overzichten.
- Overzicht maatregelen besmette partijen (PDF)
- Overzicht maatregelen waarschijnlijk besmette partijen (PDF)
- Overzicht maatregelen besmette en waarschijnlijk besmette percelen (PDF)
De maatregelen staan uitgebreid beschreven in het document
- Maatregelen ringrot (Clavibacter michiganensis spp. sepedonicus) - aardappelen, percelen, materiaal (PDF)
Wetgeving
- K.B. van 10/12/2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spickerman et Kotthoff) Davis et al.). (B.S. 09/01/2013)
(Nummer NUMAC - 2012018480 - voor de gecoördineerde wetgeving) - Richtlijn 2006/56/EG (PDF) van de commissie van 12/06/2006 tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 93/85/EEG (PDF) van de raad van 04/10/1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot
Bruinrot (Ralstonia solanacearum)
Beschrijving
Bruinrot wordt veroorzaakt door de bacterie Ralstonia solanacearum. R. solanacearum behoort samen met R. pseudosolanacearum en R. syzygii tot het Ralstonia solanacearum species complex. R. solanacearum, dat in onze gematigde streken voorkomt, treft vooral aardappelen en tomaten. Andere gekweekte tot de nachtschadefamilie behorende waardplanten zijn paprika en aubergine, maar ook in teelten van Pelargonium × hortorum werd de bacterie al aangetroffen. De bacterie gebruikt voor overleving en overwintering de wilde tot de nachtschadefamilie behorende waardplanten bitterzoet en zwarte nachtschade.
Symptomen op het loof
Het eerste zichtbare symptoom is de verwelking van het loof aan de uiteinden van de stengels bij hoge temperaturen overdag met herstel gedurende de nacht. Uiteindelijk herstellen de planten niet meer en sterven ze af. Naarmate de ziekte zich verder ontwikkelt, kan op de stengels een lineaire bruine verkleuring worden vastgesteld vanaf een hoogte van 2,5 cm boven de grond waarbij het loof bronskleurig wordt. Daarnaast kan epinastie van de bladstelen voorkomen. Uit afgebroken of doorgesneden vaatbundels treedt wit bacterieslijm naar buiten. Dat slijm verschijnt spontaan op het oppervlak van een afgebroken aardappelstengel. Het vormt slijmdraden als de stengel in een glas met water wordt gezet. Dergelijke draden worden niet gevormd door andere bacteriën die aardappelziekten veroorzaken. Aan de hand van deze test kan dus in de praktijk een vermoedelijke diagnose worden gesteld.
Symptomen op de knollen
Er kunnen al dan niet uitwendige symptomen op de knollen voorkomen, al naargelang van de mate van ontwikkeling van de ziekte. De symptomen op de knollen lijken sterk op die van ringrot veroorzaakt door de bacterie Clavibacter sepedonicus. Bruinrot onderscheidt zich van ringrot doordat vaak bacterieslijm naar buiten treedt uit de ogen en uit de naveleinden van besmette knollen. Als dat slijm opdroogt, blijft ter hoogte van de ogen grond aan de knol kleven. Als de besmette knollen worden doorgesneden, merkt men een necrose en bruinverkleuring op van de vaatbundelring en het omliggende weefsel tot 0,5 cm rondom de ring. Doorgaans treedt roomkleurig bacterieslijm uit de vaatbundelring naar buiten op het snijvlak. Als men de knol aandrukt, treedt ontbonden geel vaatweefsel en bacterieslijm naar buiten. Planten met door R. solanacearum veroorzaakte bladsymptomen kunnen gezonde knollen hebben en planten die geen bladsymptomen van de ziekte vertonen kunnen toch besmette knollen hebben.
Verspreiding
R. solanacearum komt voor in Noord-Europa en in het Middellandse Zeebekken waar zij aangepast zijn aan koelere temperaturen. In tegenstelling tot het Middellandse Zeebekken waar de bacterie grote schade kan aanrichten, blijft zij in de Noord-Europese landen meestal latent aanwezig en veroorzaakt er maar weinig teeltschade. Anderzijds vormt de grote veranderlijkheid van de soort die bestaat uit meerdere stammen met een al naargelang van de milieuomstandigheden verschillende virulentie een groot gevaar voor de productie van aardappelen en tomaten in Europa en rond de Middellandse Zee. In de natuur verloopt de verspreiding van de bacterie doorgaans traag. R. solanacearum kan zich echter gemakkelijk verspreiden via het oppervlaktewater door middel van de aanwezigheid van bitterzoet. Deze wilde tot de nachtschadefamilie behorende waardplant treedt op als reservoir waarin de bacterie tijdens de winter kan overleven en van waaruit zij zich tijdens de zomer kan vermeerderen. Besmet oppervlaktewater kan de infectie verspreiden via beregening en, in mindere mate, via de toediening van bestrijdingsmiddelen of nog bij overstroming van aardappelvelden. Het optreden van nieuwe besmettingen hangt meestal samen met het binnenbrengen van pootgoed waarin de ziekteverwekker in latente toestand aanwezig is.
Mogelijkheden op het vlak van bestrijding
Er bestaat geen middel voor een rechtstreekse bestrijding. De grote genetische veranderlijkheid van de bacterie bemoeilijkt het uitwerken van strategieën die steunen op het gebruik van resistente rassen. Rassen kunnen maar een gedeeltelijke resistentie vertonen en tolerante rassen beletten de vermenigvuldiging van de bacterie niet. De bestrijding steunt dus hoofdzakelijk op preventieve maatregelen: gecertificeerd pootgoed gebruiken, pootaardappelen niet doorsnijden, niet beregenen met oppervlaktewater, zorgen voor een goede teeltwisseling en opslagplanten verwijderen, onkruid onder controle houden, machines, vervoermiddelen, materieel en lokalen schoonmaken en ontsmetten, … Dat de bacterie in latente toestand overleeft, bemoeilijkt het bedenken van bewakingssystemen. De efficiëntie daarvan berust immers in ruime mate op een systematische bemonstering van partijen. Bij middel van bewakingsmaatregelen (jaarlijkse analyseprogramma’s) kan de afwezigheid van de bacterie worden nagegaan en kan deze, bij besmetting, vroegtijdig worden opgespoord zodat ze snel en volledig kan worden uitgeroeid.
Situatie in België
In België werden de eerste uitbraken van bruinrot vastgesteld in 1989. Sindsdien werd een gebied afgebakend waarvoor reglementaire maatregelen werden getroffen om de verspreiding van de ziekte via oppervlaktewater tegen te gaan. Dit gebied omvat een groot aantal gemeenten in de provincies Antwerpen en Limburg. Nieuwe gemeenten worden toegevoegd aan het gebied wanneer op basis van de jaarlijkse monitoring blijkt dat R. solanacearum er aanwezig is in het oppervlaktewater.
De maatregelen in het afgebakend gebied bestaan vooral uit het volgende:
- verbod om aardappelen, tomaten en andere gekweekte tot de nachtschadefamilie behorende waardplanten te beregenen met oppervlaktewater;
- verplichte aangifte van aardappelteelten van meer dan 10 are vóór 31 mei bij het Agentschap indien deze voor het lopende jaar niet werden aangegeven bij het Vlaams Gewest in het kader van de verzamelaanvraag;
- verhoogde intensiteit van de bemonstering en analyse van aardappelteelten door het Agentschap.
De huidige gemeenten opgenomen in het afgebakend gebied voor R. solanacearum in de provincies Antwerpen en Limburg en de maatregelen die er van toepassing zijn staan in dit bericht (aangifteformulier).
Dank zij deze bepalingen en het permanente toezicht dat door het Agentschap op het hele Belgische grondgebied wordt uitgeoefend, werden er sinds vele jaren geen besmettingen van pootaardappelen meer vastgesteld. De meeste recente besmetting in België werd vastgesteld in 2015 in een teelt van consumptieaardappelen.
Wetgeving
- Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1193 van de Commissie van 11 juli 2022 tot vaststelling van maatregelen om Ralstonia solanacearum (Smith 1896) Yabuuchi et al. 1996 emend. Safni et al. 2014 uit te roeien en de verspreiding ervan te voorkomen. (de geconsolideerde wetgeving raadplegen)
Toezicht op de aanwezigheid van bruinrot en ringrot bij aardappelen
Het Agentschap voorziet in een permanent toezicht op de aanwezigheid van de bacteriën die bruinrot en ringrot veroorzaken, zoals dat is voorgeschreven in de Europese richtlijnen. De controles worden uitgevoerd door de Gewesten (pootaardappelen) en door het FAVV (consumptieaardappelen). De monsters worden naar het laboratorium van het ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek in Merelbeke) of naar het FAVV (Gembloux) gebracht waar ze worden onderzocht op de aanwezigheid van ringrot en bruinrot.