De dierengezondheidsbarometer bestaat uit een korf van 14 zorgvuldig gekozen, meetbare indicatoren (vroeger waren er 13 indicatoren) die samen de toestand van de algemene dierengezondheid in kaart brengen. De dierengezondheidsindicatoren (DGI’s) omvatten alle schakels van de dierlijke productieketen, nl. van toeleveranciers tot de slachthuizen en vismijnen, en dit zowel voor de Belgische productie als voor de import. Zowel controles van producten (analyses) en organen als controles van processen (inspecties en audits) zijn opgenomen in de korf. Ook de preventieve aanpak (autocontrole, meldingsplicht, traceerbaarheid) en de jaarlijkse sterftecijfers bij bepaalde diersoorten zitten vervat in de barometer.
Het merendeel van deze indicatoren worden gemeten in het controleprogramma van het FAVV, waardoor een eenvoudige jaarlijkse opvolging mogelijk is. Bepaalde gegevens zijn afkomstig van bronnen buiten het FAVV. Dit is met name het geval voor de indicator ‘Celgetal in de melk’ waar de gegevens afkomstig zijn van het Comité du Lait uit Wallonië en het Melkcontrolecentrum van Vlaanderen en voor de indicatoren ‘Sterfte bij kleine herkauwers’ en ‘Sterfte bij vleesvarkens’ waar de sterftegegevens afkomstig zijn van Rendac.
Omdat de impact van deze indicatoren op de dierengezondheid verschillend is, werd hun relatief belang gewogen door verschillende stakeholders van de voedselketen (SciCom Adviezen 11-2012 en 18-2019), nl. de risicomanagers, het Raadgevend Comité (waaronder vertegenwoordigers van andere overheden, en van de verschillende sector- en consumentenorganisaties) en het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het FAVV.
Een overzicht van de verschillende indicatoren samen met hun wegingsfactor wordt in de tabel “Overzicht van de indicatoren voor dierengezondheid (DGI’s)” gegeven. Meer informatie over de indicatoren is weergegeven in technische fiches die terug te vinden zijn in bijlage 2 van het advies 07-2018 van het Wetenschappelijk Comité.
Op basis van de resultaten van de dierengezondheidsindicatoren en de weging van het onderling belang van deze indicatoren kan aldus een dierengezondheidsbarometer opgesteld worden. Deze meet op jaarbasis de toestand van de algemene dierengezondheid van de productiedieren in België en dit ten opzichte van een voorgaand jaar. Het resultaat van de barometer wordt uitgedrukt als een vergelijking van de toestand met een voorgaand jaar omdat de dierengezondheid moeilijk in absolute cijfers uit te drukken is. Tot slot moet er bij de interpretatie van de barometer rekening mee gehouden worden dat de resultaten van de indicatoren kunnen afhangen van zowel interne aspecten in het controleprogramma van het FAVV (bv. wijzigingen in inspectie- of analysemethodes, normen of actielimieten) als externe aspecten (crisissen die onrechtstreeks de voedselketen beïnvloeden).
Dierengezondheids INDICATOREN
- DGI01: Meldingsplicht van aangifteplichtige dierenziekten
- DGI02: Autocontrole primaire dierlijke productie
- DGI03: Inspecties infrastructuur, inrichting en hygiëne
- DGI04: Inspecties traceerbaarheid
- DGI05: Meldingen van abortus bij runderen
- DGI06: Celgetal (aantal somatische cellen in de melk)
- DGI07: Parasitaire leverletsels bij varkens
- DGI08: Antibioticumresistentie bij E. coli indicatorkiemen
- DGI09: Sterfte bij vleesvarkens
- DGI10: Sterfte bij kleine herkauwers
- DGI11: Afgekeurde pluimveekarkassen
- DGI12: Sterfte bij vleeskalveren
- DGI13: Relatief aantal uitbraken van aangifteplichtige dierenziekten (vanaf 2018)
- DGI14: 5 Consumptie van antimicrobiële stoffen in dierlijke productie (vanaf 2018)
EVOLUTIE in de voedselveiligheidsbarometer
Tussen 2022 en 2023 kende de dierengezondheidsbarometer (versie 2) een toename van +4,3 %.
Deze positieve evolutie kan in hoofdzaak worden toegeschreven aan een daling van antimicrobiële resistentie bij E. coli-indicatorkiemen, een daling van de consumptie van antimicrobiële middelen in dierlijke productie en een daling van de sterfte bij vleeskalveren. Daarnaast werd er ook een lichte daling van het aantal meldingen van aangifteplichtige dierenziekten en van de sterfte bij kleine herkauwers vastgesteld.
De belangrijkste negatieve evolutie heeft betrekking tot het aantal meldingen van abortus bij herkauwers. Verder was er een lichte daling in het aantal bedrijven met een gevalideerd autocontrolesysteem in de dierlijke primaire productie en een licht negatieve evolutie met betrekking tot de inspecties traceerbaarheid in de dierlijke productie.

In vergelijking met 2010 vertoont de dierengezondheidsbarometer een licht negatieve tendens. Deze is hoofdzakelijk het gevolg van een toename van het aantal meldingen van aangifteplichtige dierenziekten.
Gunstige evoluties konden worden vastgesteld op het vlak van het gebruik van antimicrobiële stoffen in de dierlijke productie, de antimicrobiële resistentie bij indicatorbacteriën, het aantal meldingen van abortus bij herkauwers, de sterfte bij vleeskalveren, het aantal afgekeurde varkenskarkassen en het aantal bedrijven met een gevalideerd autocontrolesysteem.
